Nieuwsbericht

Monitoring gevolgen gewasbeschermingsmiddelen op bestuivers hoognodig

vrijdag 5 februari 2016

Gewasbeschermingsmiddelen, gebruikt in land- en tuinbouw, blijken negatieve effecten te hebben op mens, milieu en biodiversiteit. De nieuwe generatie middelen, zoals de neonicotinoïden en fipronil, zijn op één of enkele schadelijke soorten gericht, maar kunnen ook slecht zijn voor veel andere soorten, waaronder voor ons ‘nuttige’ insecten, zoals vlinders, bijen en zweefvliegen.

Het is van groot belang om op korte termijn een meetnet op te zetten om de gevolgen op wilde bestuivers in kaart te brengen. 
Hoewel de landbouw in Nederland zeer intensief is, blijft de natuur en natuurlijke biodiversiteit van grote waarde.

De afhankelijkheid van bestuivers en natuurlijke plaagbestrijders voor een goede oogst, zowel kwantitatief als kwalitatief, is een belangrijk voorbeeld hiervan. Zo bleek uit onderzoek van Alterra dat meer dan de helft van de opbrengst uit de Nederlandse appel- en blauwe-bessenteelt te danken is aan bestuivende insecten. Wilde bestuivers, zoals wilde bijen, zweefvliegen en vlinders, nemen hierbij een groot deel voor hun rekening. Een recent rapport van de EASAC (European Academies Science Advisory Council) geeft nadrukkelijk aan dat niet alleen honingbijen, maar veel meer bestuivende insecten negatief worden beïnvloed door gewasbeschermingsmiddelen. Zweeds onderzoek laat zien dat ze daar zelfs gevoeliger voor kunnen zijn.

Vorige week presenteerde Natuur & Milieu een lijst van de in Nederland gebruikte bestrijdingsmiddelen en de risico’s die bekend zijn voor mens en milieu. Het bleek dat ruim de helft zeer giftig is en schadelijk voor mens en milieu. Er zijn 238 middelen op de Nederlandse markt. Daarvan zijn er 130 niet alleen gevaarlijk voor de mens, maar ook voor bijvoorbeeld bijen, vogels en het drink- en oppervlaktewater. Onder die middelen vallen onder andere neonicotinoïden zoals imidacloprid. Al langer zijn er sterke aanwijzingen dat deze neonicotinoïden schadelijk zijn voor honingbijen en ook is aangetoond dat vogels negatief gevoelig zijn voor deze middelen.

In het genoemde EASAC rapport komt naar voren dat deze middelen ook voor veel andere ‘non-target’ soorten schadelijk kunnen zijn, waaronder vlinders en wilde bijen, die als zeer belangrijke bestuivers worden gezien. Onlangs was er een overleg van kwekers en milieuorganisaties met staatssecretaris Van Dam van Landbouw over terugdringing van het gebruik van de giftigste gewasbeschermingsmiddelen. Van Dam gaf aan dat er meer tempo gemaakt moet worden bij het realiseren van een verantwoorde bescherming van gewassen.

Er wordt in ons land nog niet systematisch gekeken naar de invloed van gewasbeschermingsmiddelen op andere bestuivers dan honingbijen. Voor dagvlinders bestaat er sinds 1990 een meetnet, maar dat is nog niet benut om deze invloed te bepalen. En voor belangrijke bestuivers als wilde bijen en zweefvliegen is er nog helemaal geen meetnet. Hierdoor blijft het onduidelijk wat het effect van deze middelen is. Dat het met veel bloembezoekend insecten niet goed gaat is al jarenlang bekend, maar het is de hoogste tijd dat alle mogelijkheden worden benut om op te helderen welke rol gewasbeschermingsmiddelen spelen in de achteruitgang van deze belangrijke insectengroep.

Bijen Biodiversiteit fipronil neonicotinoide Zweefvlieg