Begin juni-begin juli in één generatie.
De soort overwintert als ei.
Marbled Fritillary
Brombeer-Perlmutterfalter
Nacré de la ronce
(Denis and Schiffermüller, 1775)
De braamparelmoervlinder is iets groter dan de purperstreepparelmoervlinder en heeft meer paarsbruin op de onderkant van de achtervleugel. De paarsbruine kleur bedekt ongeveer de helft van de vleugel. Er zijn geen witte of zilverkleurige vlekken. De grote cel in het midden van de achtervleugel is gevuld met twee kleuren; bij de purperstreepparelmoervlinder heeft deze cel maar een kleur. Op de bovenkant van de achtervleugel staat langs de buitenrand geen bruine band, maar zijn het vrijstaande bruine vlekken. De voorvleugels van de braamparelmoervlinder hebben ronde vleugeltoppen, zodat de vlinder fors overkomt.
In juli 2011 is voor het eerst een braamparelmoervlinder in Nederland waargenomen. Ook in daarop volgende jaren is de soort jaarlijks gezien. Dit past in de uitbreiding van de soort in België en Duitsland. Inmiddels is ook voortplanting vastgesteld.
Na de vestiging in 2006 heeft de soort zich verder uitgebreid over grote delen van Wallonië.
De braamparelmoervlinder kwam tot een jaar of 20 geleden voor vanaf de Pyreneeën en de Alpen tot in de Balkan. Vanaf die tijd is de soort voorzichtig naar het noorden aan het opschuiven. De laatste vijf jaar gaat dat echter bijzonder snel. Zo werd deze fraaie parelmoervlinder in 2006 voor het eerst in België ontdekt. In de Gaume, in de provincie Luxemburg, werden toen een aantal vlinders gezien. In 2007 bleek de soort nog aanwezig en leek vestiging een feit. Daarna breidde de braamparelmoer sterk uit en nu zijn er al waarnemingen van meer dan 40 locaties in Wallonië. De noordelijkste melding komt uit de omgeving van Hoei, toch nog gauw een kilometer of 20 van Vlaanderen en een dikke 40 km van de Nederlandse grens. Toch heeft in 2011 een braamparelmoervlinder Nederland bereikt. Op 2 juli werd een redelijk verse vlinder gezien in Zuid-Limburg. Hierna is de soort jaarlijks in Limburg gemeld.
Onderstaande diagrammen tonen de veranderingen van de talrijkheid in de loop van de tijd. De gegevens zijn afkomstig uit het Landelijk Meetnet Vlinders (CBS / De Vlinderstichting) en de Nationale Databank Flora en Fauna.
Onderstaande kaartjes tonen de verspreiding binnen Nederland in vier perioden. Hoe groter en donkerder een stip, des te groter was de presentie van een soort in het desbetreffende uurhok (5x5 kilometerhok). Presentie geeft aan in welke mate een soort is over- of ondervertegenwoordigd ten opzichte van de (macronachtvlinder-)fauna als geheel. De berekeningen zijn gebaseerd op gegevens in de Nationale Databank Flora en Fauna.
Bloemrijke plaatsen met struiken en open plekken in het bos.
Waardplanten zijn Rubus-soorten (braam en framboos). In sommige literatuur worden ook viooltjes als waardplant gemeld.
Word donateur
Steun De Vlinderstichting
duinparelmoervlinder
Fabriciana niobe
gehakkelde aurelia
Polygonia c-album
boszandoog
Lopinga achine
zomererebia
Erebia aethiops
bosrandparelmoervlinder
Fabriciana adippe
hooibeestje
Coenonympha pamphilus