Eind augustus-half november in één generatie. De vlinders komen op licht.
Rups: eind april-juli. De rups wordt vooral waargenomen op open zonnige plaatsen. De verpopping vindt plaats in een cocon in de grond of in de strooisellaag. De eieren, afgezet in kleine groepjes op een tak van de waardplant, vormen het overwinteringstadium.
Figure of Eight
Blaukopf
le Double oméga , la Tête bleue
Episema caeruleocephala
Krakeling is een al lang bestaande naam die al gebruikt wordt door Ter Haar in 'Onze vlinders' (begin vorige eeuw).
Krakeling wijst op de witte tekening op de voorvleugels van deze soort.
Diloba: di- is twee en lobos is een lob, vooral die aan het oor; naar de krakeling op de voorvleugel.
caeruleocephala: caeruleus is hemelsblauw, zeeblauw en kephale is de kop; naar de rups zoals door Linnaeus omschreven. Attentie voor de dubbele afkomst: Latijn en Grieks.
(Linnaeus, 1758)
Voorvleugellengte: 15-19 mm. De voorvleugel van deze uil is grijs met een lila en bruine tint. In het middenveld bevindt zich een kenmerkende geelachtig witte tekening in de vorm van een krakeling, die bestaat uit vier donker gekernde vlekken die met elkaar zijn versmolten. De binnenste twee vlekken vormen samen het cijfer acht; de twee meer naar buiten gelegen vlekken variëren nogal in vorm. Het mannetje heeft geveerde antennen.
Tot 40 mm; lichaam varieert in kleur van licht blauwachtig grijs tot leigrijs met verheven zwarte vlekken; over de rug een gebroken, diepgele middenstreep en een identieke streep over de spiracula; kop grijsachtig wit met zwarte vlekken.
De peppel-orvlinder (Tethea ocularis) en de orvlinder (Tethea or) hebben kleinere vlekken die een soort '80' vormen. Bovendien vliegen deze soorten eerder in het jaar, hebben ze een bredere voorvleugel en zijn de antennen niet geveerd.
Vrij zeldzaam. Komt verspreid voor op de zandgronden in het binnenland en in de duinen. RL: bedreigd.
Zeldzaam in Vlaanderen en achteruitgegaan. Wijdverbreid ten westen van de lijn Antwerpen-Brussel, verdwenen in het oosten. In Wallonië wijdverbreid en vrij algemeen.
De soort staat als Bedreigd op de Rode Lijst van Vlaanderen (Veraghtert et al. 2023).
Heel Europa met uitzondering van Noord-Scandinavië en IJsland, oostwaarts tot de Oeral en de Kaspische Zee. Zuidelijk via Turkije en Armenië tot Iran, Syrië, Libanon, Jordanië en Israël.
Onderstaande grafieken tonen de verandering in de talrijkheid van de soort in de loop van de tijd. De eerste grafiek geeft het verloop over de hele periode waarvan we waarnemingen hebben. Omdat de oude gegevens vaak niet erg nauwkeurig zijn (geen aantallen) en incompleet (nadruk op zeldzame soorten) worh3 hier de presentie afgebeeld. De tweede grafiek laat het verloop zien van de prestatie van de soort in de laatste dertig jaar. Wat presentie en prestatie precies zijn, en hoe ze worden berekend kunt u lezen op de pagina De berekeningen.
Onderstaande kaartjes tonen de verspreiding binnen Nederland in vier perioden. Hoe groter en donkerder een stip, des te groter was de presentie van een soort in het desbetreffende uurhok (5x5 kilometerhok). Presentie geeft aan in welke mate een soort is over- of ondervertegenwoordigd ten opzichte van de (macronachtvlinder-)fauna als geheel. De berekeningen zijn gebaseerd op gegevens in de Nationale Databank Flora en Fauna.
Vooral meidoorn- en sleedoornstruwelen.
Diverse loofbomen en struiken, met een voorkeur voor meidoorn, sleedoorn, lijsterbes, appel en krentenboompje.
Blijf op de hoogte
Ontvang vlindernieuwsWord donateur
Steun De Vlinderstichting