Het Junner Koeland werd vroeger gebruikt door de boeren van het buurtschapje Junne, die er hun koeien lieten grazen. De rivier de Vecht werd op een gegeven moment gekanaliseerd en rechtgetrokken, waarbij 69 bochten werden afgesneden. Het Junner Koeland raakte bij dit proces afgesneden van Junne.
Doorwaadbare plaatsen creëren was niet mogelijk en een brug was ook geen optie, waardoor de koeien van Junne niet meer in het Koeland konden grazen. Inmiddels is het gebied in beheer van Staatsbosbeheer, en dat laat er weer koeien grazen. Die houden, samen met enkele paarden, de vegetatie afwisselend en kort genoeg, zodat de karakteristieke hooilandjes en schrale graslanden, omzoomd door gemengde bossen en sleedoorn- en jeneverbesstruweel, intact blijven. De opgroeiende eiken geven schaduw en worden beschermd tegen begrazing door stekelige sleedoornstruwelen. Als de eiken te groot worden en teveel schaduw geven, sterft het sleedoornstruweel, waardoor de eiken ook doodgaan. Vanuit het grasland ontkiemen weer opnieuw sleedoorns, en deze cyclus houdt zichzelf in stand.
Aan de oostkant ligt een gebied met drassig, vochtig grasland, aan de zuidkant ligt een droog rivierduingebied. ‘s Zomers gonzen de bloemenvelden van de insecten en vliegen roofvogels regelmatig een rondje boven de open velden, op zoek naar een maaltje. Langs de afgesloten Vechtarm zijn veel verschillende juffers en libellen te ontdekken.
De beekrombout is een bijzondere soort die graag vliegt bij zuurstofrijke beken met een ruige begroeiing. In de jaren tachtig was deze soort slechts op één plek te vinden in ons land. Inmiddels is de waterkwaliteit in veel beken beter geworden, zodat de beekrombout weer bij verschillende beken in ons land te vinden is.
Ook de weidebeekjuffer profiteert volop van de verbeterde waterkwaliteit en is een algemene verschijning langs de Vecht. De blauwe breedscheenjuffer heeft opvallend verdikte schenen, wat de herkenning makkelijker maakt.