NP De Hoge Veluwe

NP De Hoge Veluwe

Nationaal Park De Hoge Veluwe is een gebied vol variatie. Bossen, heide, vennen, zandverstuivingen en landbouwgronden wisselen elkaar af. De Hoge Veluwe is 5.500 ha groot en heeft drie verschillende ingangen: bij Schaarsbergen, Hoenderloo en Otterlo. In het midden ligt het Museonder, een bezoekerscentrum met informatie over de flora en fauna van het gebied. Voor kunstliefhebbers is het Kröller-Möller museum een absolute must. Vogels en zoogdieren zijn er in overvloed en achter de speciale kijkschermen heb je zicht op voederplaatsen van edelherten, reeën en wilde zwijnen. Op de gratis parkfietsen kun je de Veluwe doorkruisen, op zoek naar stilte, ruimte en rust.

Vennen

Op en boven de grond op de Hoge Veluwe is genoeg te beleven om je aandacht voortdurend op te slokken. Toch is het ook de moeite waard om even bij de vele vennen en poelen stil te blijven staan. Naast de algemeen voorkomende juffers en libellen die daar meestal in groten getale over het water scheren, heb je ook kans om de noordse witsnuitlibel, venwitsnuitlibel of een glassnijder te ontmoeten.

In het voorjaar zijn tussen de tientallen blauw gekleurde watersnuffels ook maanwaterjuffers aan te treffen. Beide soorten vliegen op dezelfde kenmerkende manier in een rechte lijn over het water. Na enige oefening zijn de donker gekleurde maanwaterjuffers goed te vinden tussen de watersnuffels.

Venglazenmaker

De venglazenmaker is een zeldzame en typische libellensoort van de hoge zandgronden. Het is een van de grotere libellensoorten van Nederland. Hij is voornamelijk te vinden in matig voedselarme, zure vennen en veenputten in heide- en hoogveengebieden. De larven kan je aantreffen op (dode) waterplanten die in vennen staan, of in de modder. Vanaf mei tot begin september sluipen de volwassen dieren uit. Tussen juli en augustus heb je de meeste kans om ze te zien. Venglazenmaker mannetjes zitten regelmatig op een boomstam om zich op te warmen in de zon.

Venglazenmaker Venglazenmaker
Venwitsnuitlibel (foto: Kars Veling) Venwitsnuitlibel (foto: Kars Veling)