Zeer algemeen. Komt verspreid over het hele land voor. RL: niet bedreigd.
Voorvleugellengte: 12-16 mm. De voorvleugel van deze buitengewoon variabele uil, die sterk lijkt op het weidehalmuiltje (M. secalella), heeft een afgeronde achterrand en een stompe vleugelpunt. De niervlek is goed te onderscheiden door de (tenminste gedeeltelijk) witte omlijning; soms is de niervlek grotendeels wit of crèmekleurig met daar binnenin een krom donker lijntje. De centrale dwarslijnen variëren in sterkte en zijn soms verbonden door een zwartachtige balk. De grondkleur van de voorvleugel loopt uiteen van licht bruinachtig grijs via geel- of roodachtig bruin tot zwart. Sommige exemplaren hebben een vrij gelijkmatig uiterlijk, andere zijn vlekkerig en soms is er sprake van een bandenpatroon waarbij met name het middenveld donkerder is dan de rest van de vleugel. Een opvallende vorm is die met een lichte geelachtig bruine voorvleugel en een donkerbruine tekening langs de voorrand en rond de ringvlek en de niervlek; bij deze vorm ontbreekt de donkere verbindingsbalk in het middenveld. Exemplaren met een uitgesproken witte tekening op de voorvleugel behoren altijd tot de halmrupsvlinder.
Tot 25 mm; lichaam naar beide uiteinden versmald; kleur helder groen, soms met een roze-achtige middenband over de rug;; spiracula zwart; kop klein, lichtbruin.
Verse exemplaren van het weidehalmuiltje (M. secalella) hebben een koperrode glans over de voorvleugel die bij de halmrupsvlinder ontbreekt; Dit is echter geen hard kenmerk, daarvoor is genitaliënonderzoek nodig. De Amphipoea-soorten en de gele lis-boorder (Helotropha leucostigma) hebben een scherpe hoekige vleugelpunt. Zie ook de populierenuil (Parastichtis suspecta) en de rietgrasuil (Apamea unanimis).
Bekijk de gedetailleerde verschillen met illustraties tussen de beide Mesapamea-soorten.
Bekijk de gedetailleerde verschillen met illustraties tussen de Mesapamea-soorten versus Apamea unanimis en A. illyria.
gele lis-boorder
Helotropha leucostigma
NOCTUIDAE: Hadeninae
rietgrasuil
Apamea unanimis
NOCTUIDAE: Hadeninae
populierenuil
Parastichtis suspecta
NOCTUIDAE: Hadeninae
weidehalmuiltje
Mesapamea secalella
NOCTUIDAE: Hadeninae
Weidehalmuiltje (Mesapamea secalella).
N.B.: vergelijk behalve de uiterlijke kenmerken ook de tijd van het jaar waarin de rupsen voorkomen, het habitat en de waardplant(en).
weidehalmuiltje
Mesapamea secalella
NOCTUIDAE: Hadeninae
Half mei-half september in één generatie. De vlinders komen zowel op licht als op smeer en bezoeken bloemen van onder andere kruiskruid en vlinderstruik.
Rups: september-mei. De rups leeft in de halmen van de waardplant en verlaat deze alleen om van halm te wisselen. De soort overwintert als rups. De verpopping vindt plaats in een cocon in de grond.
Diverse grassen, waaronder kropaar, rietzwenkgras en ruwe smele.
Graslanden, weilanden, heiden en bossen; ook tuinen.
Zeer algemeen. Komt verspreid over het hele land voor. RL: niet bedreigd.
Algemeen in het hele land.
Zeker aanwezig in Noordwest-Afrika, in alle landen van Europa en in Turkije. De combinatie secalis/secalella zeker in Libanon en Kirgisië. Op de Balkan overheerst M. secalis.
De rups van deze soort brengt een groot deel van zijn leven door in halmen van grassen.
De naam halmrupsvlinder is al decennia-lang in tuinbouwkringen in gebruik.
Mesapamea: me- is niet en de s is slechts een verbindingsletter. Dus: lijkt veel op een apamea, maar net iets anders.
secalis: Secale cereale is rogge. Linnaeus merkt terecht op dat de rups mineert in de stelen.
Blijf op de hoogte
Ontvang vlindernieuwsWord donateur
Steun De Vlinderstichting
randvlekuil
Charanyca ferruginea
gelduil
Polychrysia moneta
witstipgrasuil
Mythimna albipuncta
heide-schaaruil
Papestra biren
grijze heideuil
Violaphotia molothina
helmkruidvlinder
Cucullia scrophulariae