Vrij zeldzaam. Een soort die verspreid over het land af en toe wordt waargenomen; de meeste waarnemingen komen uit het zuiden van het land. RL: niet bedreigd.
Voorvleugellengte: 17-19 mm. De voorvleugel heeft een koele lichtgrijze grondkleur en diverse scherp afgetekende zwarte lijntjes en strepen. Een belangrijk kenmerk is de zwarte gebogen schouderstreep met aan het uiteinde een vertakking in de vorm van een gewei. In de zwartgerande binnenste lob van de niervlek ligt meestal een lichtbruine vlek. Ook langs de achterrand liggen vaak lichtbruine vlekjes. Op de bovenzijde van het borststuk is tussen de enigszins gepunte schouders een kuif zichtbaar. Er is weinig variatie, maar sommige exemplaren zijn iets donkerder grijs.
Zie de chi-uil (Antitype chi).
chi-uil
Antitype chi
NOCTUIDAE: Hadeninae
Eind augustus-begin november en na de overwintering eind februari-half mei in één generatie. De vlinders zijn vanaf de schemering actief; in het najaar bezoeken ze bloemen van klimop en overrijpe bramen, in het voorjaar wilgenkatjes. De vlinders komen zowel op licht als op smeer. Overdag worden ze soms rustend aangetroffen op een boomstam of een paaltje.
Rups: april-juni. De rups maakt een stevige cocon in de grond, waarin ongeveer een maand later de verpopping plaatsvindt. De soort overwintert als vlinder, verborgen achter losse boomschors of op een andere beschutte plaats. De paring vindt plaats in het voorjaar.
Diverse loofbomen, met een voorkeur voor eik. In Finland ook gewone vogelkers en in Duitsland wilg en populier.
Loofbossen en parken.
Vrij zeldzaam. Een soort die verspreid over het land af en toe wordt waargenomen; de meeste waarnemingen komen uit het zuiden van het land. RL: niet bedreigd.
In Vlaanderen zeldzaam, maar recent sterk toegenomen. Wijdverbreid ten oosten van de lijn Antwerpen-Brussel, (nog) zeer zeldzaam in Oost- en West-Vlaanderen. In Wallonië wijdverbreid in alle provincies.
Noordwest-Afrika (Marokko), Zuid- en Midden-Europa, Voor-Azië. Naar het noorden tot Midden-Engeland, Denemarken, Zuid-Zweden en Zuid-Finland. In Azië naar het oosten tot het Amoergebied. Opgaven uit Japan betreffen andere soorten.
De grondkleur van deze uil is heel licht grijs.
Lithophane: lithos is een steen en phaino, phan is blijken te zijn; de vlinder vertoont gelijkenis met een steen en valt in rust daardoor nauwelijks op (hoewel de soorten uit dit geslacht vaker op een paaltje of takje zitten te rusten).
ornitopus: ornis, ornithos is een vogel en pous is een voet, dit verwijst naar de gelijkenis van de zwarte basale veeg en de klauw van een vogel.
Actualiteiten
Ontdek meerBlijf op de hoogte
Ontvang vlindernieuwsWord donateur
Steun De Vlinderstichting
eenstreepgrasuil
Mythimna conigera
gouden daguil
Synthymia fixa
splinterstreep
Naenia typica
getekende walstro-uil
Chersotis multangula
kastanjebruine uil
Xestia castanea
grote piramidevlinder
Amphipyra perflua