Zeldzaam. Komt lokaal voor in de duinen. RL: ernstig bedreigd.
Voorvleugellengte: 15-18 mm. Deze tamelijk fors gebouwde uil heeft een donkere warm bruinachtig grijze of zwartachtige voorvleugel met een nagenoeg rechte voorrand; de vleugel is vrij smal. De tekening varieert in intensiteit en is soms onduidelijk. Vaak is er een brede middenband waarin een donkere middenschaduw te zien is. De achtervleugel van het mannetje is wit en heeft soms een centrale dwarslijn die bestaat uit een rij kleine zwarte vlekjes of streepjes; de achtervleugel van het vrouwtje is donkergrijs. De antennen van de mannetjes zijn licht geveerd.
De heidewitvleugeluil (A. lueneburgensis) is grijzer, heeft een smallere en spitser toelopende voorvleugel en een iets scherpere tekening. Mogelijk zijn de bruine witvleugeluilen die in Nederland worden waargenomen de duinvorm van de heidewitvleugeluil (lepiforum.de).
heidewitvleugeluil
Aporophyla lueneburgensis
NOCTUIDAE: Hadeninae
Heidewitvleugeluil (Aporophyla lueneburgensis) en zwarte witvleugeluil (Aporophyla nigra).
N.B.: vergelijk behalve de uiterlijke kenmerken ook de tijd van het jaar waarin de rupsen voorkomen, het habitat en de waardplant(en).
zwarte witvleugeluil
Aporophyla nigra
NOCTUIDAE: Hadeninae
heidewitvleugeluil
Aporophyla lueneburgensis
NOCTUIDAE: Hadeninae
Begin september-begin oktober in één generatie. De vlinders zijn vanaf de schemering actief en komen matig op licht. Ze bezoeken bloemen en overrijpe bramen en komen op smeer.
Rups: oktober-juni. De rups foerageert ´s nachts en verbergt zich overdag dicht bij de grond. De soort overwintert als jonge rups. De verpopping vindt plaats in de grond.
Diverse kruidachtige en houtige planten, waaronder zuring, brem en sleedoorn; ook grassen, waaronder smele.
Open gebieden op zandige en kalkrijke grond, zoals duinen, weiden en graslanden; soms bosranden en tuinen.
Zeldzaam. Komt lokaal voor in de duinen. RL: ernstig bedreigd.
Een zeer zeldzame soort die lokaal voorkomt in Namen en Luxemburg; vroeger ook gemeld uit de kuststreek, maar daar na 1980 niet meer waargenomen.
Een atlantischmediterrane soort verbreid en zeer lokaal in Zuid-Europa tot de Krim. Naar het noorden tot Schotland, West-Noorwegen, Zuid-Zweden, Letland, Tatra en de Karpaten.
De witvleugeluilen hebben witte achtervleugels. Het betreft het Genus Aporophyla.
De grondkleur van de bruine witvleugeluil is donkerbruin. Zie ook bij 'toelichting wetenschappelijke naam'.
Aporophyla: aporos is ingewikkeld, moeilijk en phule is een klasse, een groep, vrij geïnterpreteerd is dit ieder taxon boven die van soort. Dit verwijst naar de moeilijkheid om dit genus een goede plaats te geven in de systematiek.
lutulenta: lutulentus is modderig, naar de grijsbruine grondkleur van de voorvleugels.
Actualiteiten
Ontdek meerBlijf op de hoogte
Ontvang vlindernieuwsWord donateur
Steun De Vlinderstichting
nullenuil
Dicycla oo
groente-uil
Lacanobia oleracea
gewone stofuil
Hoplodrina octogenaria
herfst-rietboorder
Rhizedra lutosa
geoogde w-uil
Lacanobia contigua
saffraangouduil
Tiliacea aurago