gele tijger Spilosoma lutea

Familie

spinneruilen (EREBIDAE)

Zeldzaamheid

Zeer algemeen. Komt verspreid over het hele land voor. RL: niet bedreigd.

Rode lijst

niet bedreigd

Meer foto's

Terug naar boven ^

Levenswijze

Vliegtijd en gedrag

Half april-eind augustus in één generatie, zelden een partiële tweede generatie in september. De vlinders komen op licht.

Levenscyclus

Rups: juli-oktober. De soort overwintert als pop in een cocon in de strooisellaag.

Verspreiding

Vliegtijd

Benaming

Engelse naam

Buff Ermine

Duitse naam

Gelber Fleckleibbär

Oud Nederlandse naam

tijgervlinder

Synoniemen

Spilosoma lutea, Spilarctia lutea, Spilosoma lubricipeda, Spilarctia lubricipeda

Meer

Toelichting Nederlandse naam

Een reeds lang bestaande naam. Gele slaat uiteraard op de grondkleur van de vlinder en werd toegevoegd om onderscheid met de witte tijger duidelijk te maken.

Meer over Nederlandse namen

Toelichting wetenschappelijke naam

Spilosoma: spilos is een stip, een vlek en soma is het lichaam, het lijf. Naar de dikke vlekken op het achterlijf van de vlinder.
lutea: luteus is geel, naar de grondkleur van de vlinder.

Auteursnaam en jaartal

(Hufnagel, 1766)

Herkenning

Kenmerken vlinder

Voorvleugellengte: 17-22 mm. Meestal goed te herkennen aan de vaalgele of witachtig gele voorvleugel met de rij langwerpige vlekjes die vanuit de vleugelpunt tot bijna halverwege de binnenrand van de vleugel loopt; bij effen exemplaren is dit vaak ook aan de onderkant te zien. De achtervleugel is meestal iets lichter van kleur. De hoeveelheid vlekjes, die soms zelfs streepjes zijn, varieert sterk.

Kenmerken rups

Tot 45 mm; lichaam grijsachtig bruin, donkerder op de rug, bekleed met bruine haarborstels op verheven, lichtbruine wratten; een onduidelijke bleke middenstreep over de rug en een brede, witachtige lengtestreep over de flanken; kop bleek geelachtig bruin.

Gelijkende soorten vlinder

De witte tijger (S. lubricipeda) en de mendicabeer (Diaphora mendica) missen de kenmerkende rij langwerpige vlekjes.

Gelijkende soorten rups

Mendicabeer (Diaphora mendica), sneeuwbeer (Spilosoma urticae), kleine beer (Phragmatobia fuliginosa), roomvlek (Arctia villica), witte tijger (Spilosoma lubricipeda) en roodbandbeer (Diacrisia sannio).
N.B.: vergelijk behalve de uiterlijke kenmerken ook de tijd van het jaar waarin de rupsen voorkomen, het habitat en de waardplant(en).

Verspreiding in Nederland in vier perioden

Onderstaande kaartjes tonen de verspreiding binnen Nederland in vier perioden. Hoe groter en donkerder een stip, des te groter was de presentie van een soort in het desbetreffende uurhok (5x5 kilometerhok). Presentie geeft aan in welke mate een soort is over- of ondervertegenwoordigd ten opzichte van de (macronachtvlinder-)fauna als geheel. De berekeningen zijn gebaseerd op gegevens in de Nationale Databank Flora en Fauna.

Habitat

Bossen, heiden, duinen, struwelen en graslanden; ook parken en tuinen.

Planten

Diverse planten en loofbomen, waaronder brandnetel, weegbree, zuring, kamperfoelie, hop, zuurbes, pruim en berk.

Waardplant

Zuurbes
Berberis

Berk
Betula

Hop
Humulus

Kamperfoelie
Lonicera

Weegbree
Plantago

Sleedoorn
Prunus

Zuring
Rumex

Brandnetel
Urtica

Actualiteiten

Ontdek meer

Blijf op de hoogte

Ontvang vlindernieuws

Soorten uit dezelfde familie spinneruilen (EREBIDAE)

Alle soorten uit deze familie