Vrij algemeen. Komt vooral voor op de zandgronden in het binnenland en lokaal in de duinen. RL: niet bedreigd.
Voorvleugellengte: 14-16 mm De smalle afgeronde voorvleugel is kenmerkend, maar heel ongewoon voor een spanner. De vleugels liggen in rust over elkaar heen. Door deze vorm lijkt de soort op een grote microvlinder. De centrale dwarslijnen vallen meestal goed op, de binnenste is scherphoekig, de buitenste gebogen. Het veld ertussen is soms donkerder dan de rest van de vleugel, vooral bij het vrouwtje. De grondkleur varieert van licht- tot donkerbruin of grijsbruin en heeft soms een purperachtige tint. De lichtere achtervleugel is vuilwit van kleur.
Verwarring is mogelijk met grote microvlinders, zoals het mannetje van de voorjaarskortvleugelmot (Diurnea fagella).
Begin maart-eind augustus in twee generaties; zeer zelden een derde generatie tot eind september. De vlinders worden overdag soms opgejaagd van de waardplant. Ze vliegen vanaf de schemering en komen goed op licht.
Rups: mei-september. De soort overwintert als pop.
Struikhei. De soort wordt in vrijwel alle literatuur als monofaag op struikhei beschreven; onlangs zijn echter etende rupsen waargenomen op grauwe wilg.
Vooral heiden; ook bossen en soms parken.
Vrij algemeen. Komt vooral voor op de zandgronden in het binnenland en lokaal in de duinen. RL: niet bedreigd.
In Vlaanderen vrij algemeen in de Kempische heideterreinen, maar daarbuiten ontbrekend. In Wallonië een handvol recente vindplaatsen ten zuiden van Samber en Maas.
Van Noordwest-Afrika en het Iberisch Schiereiland via West- en Midden-Europa tot Zuid-Rusland; in het noorden tot Zuid-Scandinavië in het zuiden van de westelijke Middellandse Zee en de Balkan tot Klein-Azië.
Deze spannersoort heeft struikheide als waardplant en de vlinder is vooral grijs (tot grijsbruin).
Pachycnemia: pakhus is dik en kneme is scheen (de tibia van een insectenpoot), naar de ontbrekende achtertibia van het mannetje.
hippocastanaria: Aesculus hippocastanum is de witte paardekastanje. De naamkeuze is onduidelijk. De waardplant was destijds nog onbekend en de kastanje wordt zelden door vlinders benut. Het is goed mogelijk dat Hübner verkeerde informatie had gekregen. De grijze voorvleugels hebben soms een paarsachtige tint maar hebben niets van de kastanje. Later opperde Duponchel nog foutief dat de Casyanea sativa, de tamme kastanje was bedoeld.
Actualiteiten
Ontdek meerBlijf op de hoogte
Ontvang vlindernieuwsWord donateur
Steun De Vlinderstichting
grote voorjaarsspanner
Agriopis marginaria
gevlekte zomervlinder
Comibaena bajularia
rode dennenspanner
Hylaea fasciaria
gerande spanner
Lomaspilis marginata
gehakkelde spanner
Ennomos erosaria
geelblad
Ennomos quercinaria