Vrij algemeen. Komt verspreid over het land voor. RL: niet bedreigd.
Voorvleugellengte: 13-15 mm. Deze snuituil is door de relatief smalle voorvleugel goed te onderscheiden van de andere snuituilen. De meeste exemplaren hebben een lichtbruine grondkleur met een variabel patroon van donkere vlekken; sommige vlinders zijn echter tamelijk effen. Vaak is de binnenste helft van de vleugel donkerder dan de rest van de voorvleugel. In het middenveld bevindt zich bij duidelijk getekende vlinders tussen de kleine ronde ringvlek en de niervlek een smalle donkere streep, waardoor een soort ’knoopsgat’ zichtbaar is. Halverwege de voorvleugel is vaak een donkere, licht afgezette dwarslijn zichtbaar. Evenals de verwante uilen heeft deze soort een opvallende 'snuit', gevormd door de lange palpen.
Zie de brandnetelsnuituil (H. obesalis) en de dubbelstipsnuituil (H. obsitalis).
dubbelstipsnuituil
Hypena obsitalis
EREBIDAE: Hypeninae
brandnetelsnuituil
Hypena obesalis
EREBIDAE: Hypeninae
Bosbessnuituil (Hypena crassalis) en bruine snuituil (Hypena proboscidalis).
N.B.: vergelijk behalve de uiterlijke kenmerken ook de tijd van het jaar waarin de rupsen voorkomen, het habitat en de waardplant(en).
bruine snuituil
Hypena proboscidalis
EREBIDAE: Hypeninae
bosbessnuituil
Hypena crassalis
EREBIDAE: Hypeninae
Eind juli-oktober en na de overwintering opnieuw van maart-half juni. De vlinders komen zowel op licht als op smeer en bezoeken overrijpe bramen en bloemen van onder andere klimop.
Rups: mei-augustus. De verpopping vindt plaats aan de onderzijde van een blad van de waardplant. De soort overwintert als vlinder in een holle boom, een bunker of een andere beschutte plaats; ook binnenshuis.
Hop.
Bosranden, struwelen, open plekken in het bos, slootkanten en rivieroevers met een dichte begroeiing van hop.
Vrij algemeen. Komt verspreid over het land voor. RL: niet bedreigd.
Vrij algemeen in het hele land, maar doorgaans waargenomen in lage aantallen. Zeldzamer in Zuid-België.
Van het noorden van de Middellandse zee tot Midden-Engeland en de Noorse zuidkust. Van West naar Oost: van het Iberisch schiereiland via de Oeral en de Kaukasus en grote delen van Voor- en Centraal-Azië tot het Oessoeri-gebied en Japan.
De snuituilen hebben opvallend naar voren uitstekende palpen (de snuit) op de kop van de vlinder.
De enige waardplant van deze soort is hop.
Hypena: hypene is een snor of een baard, naar de behaarde labiale palpen en mogelijk ook naar de haarborsteltjes die op de poten van een aantal soorten zitten. Hypena had aanvankelijk de status van een familie.
rostralis: rostrum is de snavel van een vogel, naar de lange labiale palpen.
Blijf op de hoogte
Ontvang vlindernieuwsWord donateur
Steun De Vlinderstichting
klein muisbeertje
Pelosia obtusa
donkerbruine snuituil
Idia calvaria
wit weeskind
Catephia alchymista
gelijnde micro-uil
Schrankia taenialis
mendicabeer
Diaphora mendica
klein kokerbeertje
Eilema pygmaeola