Vrij zeldzaam. Een soort die sinds een aantal jaren op de Veluwe plaatselijk een gewone verschijning is; komt ook voor in Drenthe en Zuidoost-Friesland. Slechts een enkele keer wordt de soort buiten deze gebieden aangetroffen. Was vroeger bekend uit het oosten van Noord-Brabant en het midden van Limburg. RL: niet bedreigd.
Voorvleugellengte: 11-12 mm. Deze spanner heeft een mat strokleurig uiterlijk waarbij de achtervleugel iets lichter is dan de voorvleugel. Over de voor- en achtervleugel lopen vele dunne dwarslijnen. In dit lijnenpatroon vallen bij het mannetje twee donkerbruine of zwartachtige smalle banden op de voorvleugel op. De binnenste band loopt van de binnenrand tot net voor de middenstip en de buitenste band loopt ongeveer vanaf de voorrand tot halverwege de vleugel, waar hij vervaagt. Bij het vrouwtje zijn deze banden zwak en lichtbruin. Zowel het mannetje als het vrouwtje heeft een bleek schuin streepje in de voorvleugelpunt en de vleugelzoom is donker getint. De tekening kan variëren in intensiteit.
De moeraswalstrospanner (Orthonama vittata) heeft een fors donker streepje in de vleugelpunt dat lijkt samen te vloeien met de buitenste dwarsband. Zie ook de echt-walstrospanner (Phibalapteryx virgata).
moeraswalstrospanner
Orthonama vittata
GEOMETRIDAE: Larentiinae
echt-walstrospanner
Phibalapteryx virgata
GEOMETRIDAE: Larentiinae
Vroege walstrospanner (Colostygia multistrigaria).
N.B.: vergelijk behalve de uiterlijke kenmerken ook de tijd van het jaar waarin de rupsen voorkomen, het habitat en de waardplant(en).
vroege walstrospanner
Colostygia multistrigaria
GEOMETRIDAE: Larentiinae
Half maart-eind september in drie generaties. De vlinders vliegen in de namiddag en in de schemering. Ze komen op licht en op bloeiwijzen van grassen en jakobskruiskruid.
Rups: april-oktober in drie generaties. De soort overwintert als pop in een cocon in de strooisellaag.
Vooral liggend walstro.
Vooral heiden en dan met name de randvegetaties; ook lariksbossen met een ondergroei van liggend walstro.
Vrij zeldzaam. Een soort die sinds een aantal jaren op de Veluwe plaatselijk een gewone verschijning is; komt ook voor in Drenthe en Zuidoost-Friesland. Slechts een enkele keer wordt de soort buiten deze gebieden aangetroffen. Was vroeger bekend uit het oosten van Noord-Brabant en het midden van Limburg. RL: niet bedreigd.
Verdwenen. Vroeger gekend uit de kuststreek, Luik en Luxemburg; is al lange tijd niet meer in België waargenomen.
Noord-Afrika, het Iberisch Schiereiland, West- en Midden-Europa inclusief de Britse eilanden tot Rusland; in het noorden tot Zuid-Scandinavië, in het zuiden tot de westelijke Middellandse Zee-eilanden, Italië, de Balkanlanden en de Zwarte Zee en het Kaspische gebied tot Pamir.
Walstro is een belangrijke waardplant van deze spannersoort.
Costaconvexa: costa is een rib, een ribbel, een nerf of de rand van een vleugel en convexus is gebogen, convex. Dit verwijst naar de bocht in de costa van de voorvleugels. Het moet gezegd: er zijn wel soorten met opmerkelijker gebogen costa's.
polygrammata: polus is veel en gramma, grammata is lijnen, dus met veel lijnen.
Actualiteiten
Ontdek meerBlijf op de hoogte
Ontvang vlindernieuwsWord donateur
Steun De Vlinderstichting
gevlekte spikkelspanner
Alcis deversata
marmerspanner
Ecliptopera silaceata
kleine groenbandspanner
Colostygia pectinataria
zwartvlekdwergspanner
Eupithecia centaureata
lieveling
Timandra comae
taxusspikkelspanner
Peribatodes rhomboidaria