Een trekvlinder uit het zuiden die af en toe in Nederland wordt waargenomen. Tot 2000 waren er maar tien waarnemingen. In 2001 en 2006 zijn er relatief veel tijgerblauwtjes in ons land gezien. Daarna wordt het tijgerblauwtje bijna jaarlijks gezien, in sommige jaren met 5-10 exemplaren per jaar. Een deel van de waarnemingen is afkomstig van eitjes, rupsen of poppen die met sperzieboontjes of peultjes uit Afrika naar Nederland getransporteerd worden en hier uitkomen.
Voorvleugellengte: circa 15 mm. De bovenkant van de vleugels is bij het mannetje violetblauw en bij het vrouwtje bruin met blauwviolette middencel. De grondkleur van de onderkant van de vleugels is lichtbruin met smalle witte dwarsstrepen en twee oogvlekken in de binnenrandhoek. Deze oogvlekken zijn zowel op de boven- als op de onderkant van de vleugel goed zichtbaar. Verse exemplaren hebben opvallend lange staartjes aan de achtervleugel, ter hoogte van de grootste oogvlek.
In Zuid-Europa vliegt de soort van februari tot november in meerdere generaties. De meeste Nederlandse waarnemingen vallen in de periode juli-september.
De rupsen leven in de bloemen en de vruchten van de waardplant. De soort overwintert als ei of als jonge rups. Uit Nederland zijn geen rupsenvondsten van deze soort bekend.
Waardplanten: blazenstruik, kroonkruid en ook andere vlinderbloemigen.
Warme onbeschaduwde plaatsen, waaronder steppeachtige graslanden, moestuinen, ruderale terreinen en moerassen.
Een trekvlinder uit het zuiden die af en toe in Nederland wordt waargenomen. Tot 2000 waren er maar tien waarnemingen. In 2001 en 2006 zijn er relatief veel tijgerblauwtjes in ons land gezien. Daarna wordt het tijgerblauwtje bijna jaarlijks gezien, in sommige jaren met 5-10 exemplaren per jaar. Een deel van de waarnemingen is afkomstig van eitjes, rupsen of poppen die met sperzieboontjes of peultjes uit Afrika naar Nederland getransporteerd worden en hier uitkomen.
Het tijgerblauwtje staat bekend als een zeer mobiele vlinder die veelvuldig buiten het normale leefgebied wordt waargenomen. Zwervende individuen kunnen soms tijdelijke populaties vormen. Mogelijk zijn de vlinders die in Noordwest-Europa worden gevonden afkomstig van zulke tijdelijke populaties waardoor ze hier pas relatief laat in het jaar arriveren.
In Europa komt het tijgerblauwtje vooral voor in het gebied rondom de Middellandse Zee, maar ook in Midden-Frankrijk en Zwitserland. In België, Duitsland en Groot-Brittannië wordt hij alleen als zwerver gevonden. In 2014 heeft het tijgerblauwtje zich in Kent voortgeplant.
Het tijgerblauwtje is een standvlinder in Afrika, Australië en grote delen van Azië.
Lampides: lampas is een toorts en eidos is voorkomen, vorm. Dit slaat op de mooie, lange, pluimachtige schubben op de bovenzijde van het mannetje van L. boeticus.
boeticus: Boetica is de Romeinse naam van een provincie in zuidelijk Spanje. De soort komt daar ook voor.
Word donateur
Steun De Vlinderstichting
iepenpage
Satyrium w-album
vals heideblauwtje
Plebejus idas
grote vuurvlinder
Lycaena dispar
rode vuurvlinder
Lycaena hippothoe
pruimenpage
Satyrium pruni
pimpernelblauwtje
Phengaris teleius