Nieuwsbericht

2015: met recht een jubileumjaar ‘Trekvlinderregistratie’!

zondag 14 juni 2015

Dit jaar worden er in ons land relatief veel trekvlindersgezien, onder andere de distelvlinder en de gamma-uil. Maar ook van meer zeldzame tot zeer zeldzame soorten, zoals de vlekdaguil en de gestreepte pijlstaart, worden opvallende aantallen waargenomen.

Een bijzondere samenloop! Want tegelijk is het dit jaar 75 jaar geleden dat de bekende vlinderdeskundige Barend J. Lempke begon met de landelijke registratie van waarnemingen van trekvlinders in Nederland. Tijd voor een terugblik.

Trekvlinders
Een trekvlinder in eigenlijke zin is iedere soort die migratie bewegingen vertoont. Trekgedrag binnen het areaal komt ook voor bij inheemse soorten zoals het groot koolwitje. Met trekvlinders worden echter doorgaans soorten bedoeld, die in principe niet in ons land kunnen overwinteren en hier dus geen duurzame populatie op kunnen bouwen. Ze danken hun plaats op de lijst van Nederlandse soorten aan de eigenschap dat ze vanuit andere klimaatzones over grote afstanden naar andere regio’s vliegen en zo ook in Nederland kunnen worden waargenomen. Bij een deel van de soorten, door Lempke aangeduid als ‘regelmatig voorkomende migranten’, gaat het om een jaarlijks terugkerende soorten. De aantallen kunnen daarbij sterk verschillen per jaar. Andere soorten, de zo genoemde ‘onregelmatig voorkomende migranten’ treden meer incidentaal op. Het onderscheid tussen deze groepen is echter niet altijd duidelijk en kan in de tijd veranderen. De door Lempke opgezette trekvlinderregistratie betreft deze twee groepen. In totaal gaat het om ca 55 soorten, macro- en microvlinders. In het algemeen zijn de soorten afkomstig uit Zuid-Europa, Centraal-Europa, Noord-Afrika of Klein Azië. Het aantal kan wijzigen door het verschijnen van nieuwe soorten. Bekende treksoorten onder de dagvlinders zijn de atalanta, de distelvlinder, en de oranje – en de gele luzernevlinder. Van de nachtvlinders zijn te noemen de gamma-uil, de grote worteluil, de kolibrievlinder en de doodshoofdvlinder. Van sommige soorten zijn er “invasiejaren” geweest die nog lang in het geheugen van vlinderaars blijven opgeslagen. Voorbeelden daarvan zijn die van de rouwmantel (1995 en 2006), van de kolibrievlinder (2005 en 2006) en van de distelvlinder (2009). Opvallende “piekjaren” van in veel kleiner aantallen optredende soorten zijn die van de windepijlstaart (2006) en zeer recentelijk (en voorlopig) van de viervlakvlinder (2014).

Een succesvol ‘project’
Doel van Lempke, vooral bekend van zijn al in 1936 begonnen Catalogus der Nederlandse Macrolepidoptera, was alle beschikbare trekgegevens “bijeen te brengen en deze te publiceren, opdat zij ter beschikking staan van iedereen die er bij de bestudering van de vlindertrek gebruik van wil maken”. In deze doelstelling is hij zonder twijfel zeer goed geslaagd. Terugblikkend blijkt het initiatief van de Amsterdamse onderwijzer de start te zijn geweest van een langdurend lopend onderzoek waarvan de resultaten veel waardevolle informatie over vlindertrek hebben opgeleverd. Lempke’s initiatief ontstond in een tijd dat er in Europa grote belangstelling was voor het verschijnsel vlindertrek. Het is zijn verdienste geweest dat de trekvlinderregistratie een vaste plaats ontving in het Nederlandse faunistische vlinderonderzoek. Zeer lang is hij hierin de drijvende kracht geweest, en tot aan zijn dood in 1993 is hij er in betrokken gebleven. De door hem geschreven verslagen verschenen jaarlijks in de Entomologische Berichten van de Nederlands Entomologische Vereniging. Vanaf 1987 werd deze activiteit overgedragen aan Rob de Vos, werkzaam aan het toenmalige Zoölogisch Museum Amsterdam. Na de dood van Lempke zette deze het trekvlinderonderzoek voort, in samenwerking met verschillende medewerkers. Na een relatief korte onderbreking vanaf 2010 is de draad weer opgepakt in 2014 door Eddy Vermandel.

Aanvankelijk werd het onderzoek verzorgd door de ‘Studiekring voor ecologie en phaenologie” van het KNMI. Van hieruit werden – uiteraard per post – invulformulieren verstuurd naar de waarnemers. Met het zogenaamde formulier F ging een introductiebrief en een brief met instructies vergezeld. De laatst genoemde brief bevatte “Wenken bij de waarnemingen van trekvlinders”: nuttige aanwijzingen, zoals over het noteren van de soorten, de juiste herkenning en waarnemingen aan het gedrag. Op de hier afgebeelde eerste pagina van deze begeleidende brief is te lezen dat de waarnemers ook werden opgewekt nieuwe waarnemers te vinden (waarbij uiting werd gegeven aan het streven naar een zo goed mogelijke spreiding van de waarnemers over het gehele land).
In de allereerste beginjaren was het aantal trouwe waarnemers nog erg klein, slechts enkele tientallen. Het aantal nam ondanks een ongelukkige start door de oorlogsjaren al gauw toe. Vooral in het uitzonderlijk warme jaar 1946 steeg het aantal waarnemers. Daarna groeide het geleidelijk verder. Op de top in 2010 bedroeg het aantal vaste waarnemers tegen de 150, en werden van, inclusief de meer incidentele waarnemers, ca 200 vlinderaars data ontvangen.

Publicaties van Lempke
Behalve door het schrijven van de jaarlijkse verslagen heeft Lempke zich ook verdienstelijk gemaakt door de publicatie van enkele boeken over vlindertrek. Een zeer vroeg werk was “De Nederlandse trekvlinders” uit 1956. In dit boek werd op grond van de toenmalig beschikbare kennis de vlindertrek in zijn diverse facetten beschreven. Een andere, latere publicatie was een boekje in de toen populaire AO-reeks met de fraaie titel “Verre vluchten van vlinders”. De boekjes binnen deze reeks lagen qua prijs binnen het bereik van minder draagkrachtige kopers. Lempke heeft kennelijk via deze weg ook natuurliefhebbers met een krappe beurs voor vlinders en hun gedrag willen enthousiasmeren. Naast het opzetten van de trekvlinderregistratie heeft Lempke dus ook door zijn publicatiewerk een zeer belangrijke bijdrage geleverd aan de belangstelling in de vlindertrek en, in meer brede zin, in het vlinderonderzoek. De herdenking van 75 jaar trekvlinderonderzoek nu in 2015 is daarom zeker ook vooral het memoren van Lempke’s onvervangbare bijdrage aan het verzamelen en verbreiden van de kennis over vlinders. Daarbij is het natuurlijk ook heel bijzonder om te zien dat juist in dit jaar vele trekvlinders ons land met een bezoek vereren.

75jaar Doodshoofdvlinder jubileum trekvlinders