zuidelijke glazenmaker Aeshna affinis

Familie

glazenmakers (Aeshnidae)

Zeldzaamheid

Zeldzaam, maar het aantal waarnemingen neemt de laatste jaren toe.

Rode lijst

niet beschouwd

Meer foto's

Levenswijze

Levenscyclus

De larven brengen een, soms twee winters door. Ze ontwikkelen zich snel in ondiep, snel opwarmend water. Uitsluipen gebeurt gedurende een korte periode. In Zuid-Europa ligt de uitsluippiek rond eind mei-begin juni. In Nederland is voortplanting tot nu toe nog slechts sporadisch vastgesteld, maar uitsluipende larven kunnen vermoedelijk vooral in juli worden verwacht.

De larvenhuidjes zijn op enkele decimeters hoogte op stengels van de moerasvegetatie te vaak verscholen tussen de planten.

Leefomgeving van de larve

Tussen planten in ondiep water. De larven zijn goed bestand tegen tijdelijk uitdroging van hun habitat.

Biotoop

In Nederland is de Zuidelijke glazenmaker aangetroffen bij ondiep water – veelal poelen en plasjes omgeven door een ijle, lage vegetatie van pitrus (Juncuseffusus), biezen (Scirpus sp.), lisdodde (Typha sp.) of riet (Phragmites australis) – en zelfs op geheel opgedroogde plaatsen. Relatief veel waarnemingen komen van duinvalleien. Op Walcheren is de soort aangetroffen in een weide met een klein rietveld omgeven door biezen, grenzend aan de duinen. Hier stond gedurende het hele jaar ongeveer tien centimeter water (Dijkstra et al. 1999). In een duinvallei bij Hoek van Holland bestond de biotoop uit vochtige tot natte graslandjes, afgewisseld door hoog opgaand riet met wilgen (Salix sp.) en Duindoorn (Hippophae rhamnoides). Een groot deel van het gebied stond in de winter onder water, maar begin juli waren nog maar twee poeltjes over (Van As et al. 1995). Ook de Limburgse vindplaatsen zijn kleine, veelal droogvallende wateren. Langs een onlangs herstelde beekoever patrouilleerde een mannetje boven een door grote lisdodde (Typha latifolia) omgeven uitgedroogd gedeelte (Hermans 1995). In Midden-Europa wordt de soort gevonden bij hoogvenen en bij verlandende, voedselrijke wateren, met een moerassige oeverzone, veelal in de luwte van bosjes en struweel (Schorr 1990).

In de actualisatie van de verspreiding van de Nederlandse libellen wordt gesteld: “Het overgrote deel van de waarnemingen komt uit de duinen of van de hoge zandgronden. De soort wordt vooral aangetroffen bij ondiepe plassen en vennen. Waarschijnlijk moet het water in de zomer redelijk warm worden, zonder dat er sprake is van geheel droogvallen.
 
Overgenomen (met toestemming) uit:

Verspreiding

Vliegtijd

Benaming

Engelse naam

Blue-eyed Hawker, Southern Migrant Hawker

Duitse naam

Südliche Mosaikjungfer

Franse naam

Aeschne affine

Meer

Toelichting wetenschappelijke naam

Aeshna= de herkomst van deze naam is onbekend
(L.) affinis=verwant, verbonden, naburig (met Aeshna mixta)

Auteursnaam en jaartal

(Vander Linden, 1820)

Herkenning

Kenmerken

Lengte: 57-66 mm. Kleine glazenmaker, vergelijkbaar formaat als paardenbijter. Achterlijf donker met mozaïektekening van licht gekleurde vlekken. Zijkant borststuk licht gekleurd, met dunne zwarte naden. Schouderstrepen kort. Pterostigma’s licht bruin. Rugzijde achterlijfsegment 2 met kenmerkende tekening (blauw bij mannetjes, geel bij vrouwtjes): taps toelopende langwerpige vlek, met twee losse dwarsstreepjes.

  • Mannetje: opvallend azuurblauw getekend. Lichte mozaïektekening op achterlijf bestaat uit grote blauwe vlekken, die allen dezelfde kleur blauw hebben. Ogen geheel fel blauw. Zijkant borststuk geel of groenachtig, vaak deels met blauwe waas. Hierin staan drie dunne zwarte naadstrepen. Door de grote hoeveelheid blauw en het groenige borststuk doen de mannetjes op het eerste gezicht denken aan een klein formaat grote keizerlibel.
  • Vrouwtje: achterlijf met oranjebruine grondkleur (in plaats van zwart), met daarop een mozaïektekening van citroengele tot groengele vlekjes. In zeldzame gevallen zijn deze vlekjes blauw (lijkend op mannetje). De laatste segmenten hebben wel een zwarte grondkleur. Ogen aan bovenzijde bruin, aan onderzijde geel. Zijkant borststuk geel met drie dunne zwarte naadstrepen.

Gelijkende soorten

Gelijkende soorten:

Paardenbijter en grote keizerlibel.

Meer over gelijkende soorten:

De paardenbijter is net zo klein als de zuidelijke glazenmaker, maar de mannetjes komen veel minder blauw over. De achterlijfsvlekken zijn minder groot en minder fel blauw. Bovendien hebben paardenbijters kleine gele streepjes op de achterlijfssegmenten, die bij mannetjes zuidelijke glazenmaker ontbreken. De ogen van mannetjes paardenbijter zijn ook minder blauw. Mannetjes paardenbijter hebben aan het begin van het achterlijf een gele spijkervormige tekening, die bij zuidelijke glazenmaker ontbreekt. Paardenbijters (mannetjes en vrouwtjes) hebben een bruin borststuk, met twee gele banden op de zijkant. Bij zuidelijke glazenmaker zijn de borststukzijden geheel licht (geel, groenig of blauwig), met enkele dunne zwarte strepen. Vrouwtjes paardenbijter komen bruin over, met kleine vlekjes op het achterlijf. De gele of groene vlekken zijn bij vrouwtjes zuidelijke glazenmaker groter, waardoor zij kleurrijker overkomen.
Mannetjes zuidelijke glazenmaker doen soms in eerste instantie even denken aan een grote keizerlibel, die ook blauwe ogen heeft, een groen borststuk en een blauw achterlijf. Zuidelijke glazenmakers zijn echter beduidend kleiner, zijn nog feller blauw en hebben een lichter getint borststuk, met zwarte lijnen. Ze missen de centrale zwarte streep over het achterlijf, zoals grote keizerlibellen dat hebben.

Uiterlijk van de larve

Lengte 29-37 mm. Voor een glazenmaker een vrij klein larvenhuidje, met een relatief korte sercus.

Verwarring met andere larven

Door de geringe grootte is vooral verwarring mogelijk met de paardenbijter, deze heeft echter een relatief lang prementum. Andere glazenmakers met een relatief korte cerci en een relatief kort prementum zijn de bruine glazenmaker, de groene glazenmaker en de venglazenmaker. Deze zijn echter gemiddeld groter.

Verspreiding in Nederland in vier perioden

Habitat

Ondiepe poelen, (duin)plassen, uiterwaarden en andere natte plaatsen met een uitgebreide moerasvegetatie. Vaak vindt tijdelijke droogval plaats.

Actualiteiten

Ontdek meer

Blijf op de hoogte

Ontvang vlindernieuws

Soorten uit dezelfde familie glazenmakers (Aeshnidae)

alle soorten uit deze familie