Vrij zeldzaam. Kan verspreid over het land worden waargenomen; komt vooral voor op de zandgronden in het binnenland en is op sommige vliegplaatsen vrij algemeen. RL: bedreigd.
Voorvleugellengte: 20-25 mm. De voorvleugel is gemarmerd met een mengeling van grijsachtig bruin, mosgroen en wit. Verse vlinders zijn goed herkenbaar aan de overheersend mosgroene kleur; deze verdwijnt echter snel bij blootstelling aan zonlicht en afgevlogen exemplaren lijken meer geelachtig grijs. De omtrek van de uilvlekken en de sterk gegolfde dubbele dwarslijnen zijn zwart; in het middenveld en/of aan de binnenzijde van de golflijn bevindt zich soms een vage zwarte band. Tussen de niervlek en de buitenste dwarslijn ligt gewoonlijk een grote lichtgroene of soms witachtige vlek. Op het groene borststuk bevindt zich een roestbruin haarbosje en de achtervleugel is gelijkmatig donkergrijs met witte franje.
Tot 50 mm; lichaam donker grijsachtig bruin of chocoladebruin; onder de lijn van de spiracula bleek grijsachtig wit of bruin; elk spiraculum ligt in een zwartachtig vlekje; kop geelachtig bruin met donkerder tekening.
Half mei-begin augustus in één generatie. De vlinders komen op licht, maar vooral op smeer.
Rups: augustus-mei. De rups foerageert ´s nachts en verbergt zich overdag in de strooisellaag. De soort overwintert als rups en verpopt zich in de grond.
Diverse kruidachtige planten, loofbomen en struiken, waaronder bosbes, berk, zuring, kamperfoelie en braam.
Loofbossen en struwelen.
Vrij zeldzaam. Kan verspreid over het land worden waargenomen; komt vooral voor op de zandgronden in het binnenland en is op sommige vliegplaatsen vrij algemeen. RL: bedreigd.
Vrij zeldzaam in Vlaanderen. Het zwaartepunt van de verspreiding ligt in Oost-Vlaanderen en Vlaams-Brabant. Grotendeels ontbrekend in West-Vlaanderen en delen van de Kempen. In Wallonië wijdverbreid in alle provincies.
Europa, de gematigde zone tot Oost-Azië (Sachalin, Japan, zuidelijk tot China) en Noord-Amerika. In Europa van het noorden van het Iberisch Schiereiland tot Midden-Scandinavië en van de Britse eilanden tot de Balkan.
De groenuilen hebben groen op de voorvleugels.
Deze groenuil heeft een tekening waarin zowel bruin als groen belangrijk zijn.
Zie ook bij 'toelichting wetenschappelijke naam'.
Anaplectoides: a- is een ontkenning, dan volgt een verbindings n en daarna het genus Aplectoides. Dit is dus geen Aplectoides en dat is een genus dat in Noord-Amerika voorkomt.
prasina: prasina is de groene kleur van look, naar de groene kleur van de voorvleugels.
Actualiteiten
Ontdek meerBlijf op de hoogte
Ontvang vlindernieuwsWord donateur
Steun De Vlinderstichting
roodbruine herfstuil
Agrochola nitida
vale stofuil
Athetis hospes
aardappelstengelboorder
Hydraecia micacea
kadeni-stofuil
Caradrina kadenii
grote bosbesuil
Eurois occulta
moeras-grasuil
Lateroligia ophiogramma