Zeer algemeen. Komt verspreid over het hele land voor. RL: niet bedreigd.
Voorvleugellengte: 11-13 mm. Deze uil komt qua uiterlijk sterk overeen met de verwante soorten gelobd halmuiltje (O. strigilis) en bont halmuiltje (O. versicolor). Tot het donker halmuiltje behoren vaak de kleinere donkere, grauwgrijs tot zwartachtig gekleurde exemplaren waarbij de brede, soms nauwelijks zichtbare band in het zoomveld een bruine of koperachtige kleur heeft; ook delen van het middenveld zijn soms koperachtig gekleurd. Op de bovenzijde van het borststuk zijn meestal geen oranje of roodachtig bruine haarbosjes aanwezig. De binnenzijde van de band in het zoomveld is niet sterk gelobd. Soms is de band witachtig lichtbruin van kleur. Af en toe optredende exemplaren met een relatief bonte tekening worden soms ten onrechte voor het bont halmuiltje gehouden. Bij onzekerheid is vergelijking met referentiemateriaal nodig. Bij blijvende twijfel kan alleen genitaliënonderzoek de gewenste zekerheid geven.
Zie het gelobd halmuiltje (O. strigilis) en het bont halmuiltje (O. versicolor).
Bekijk de gedetailleerde verschillen met illustraties tussen deze drie Oligia-soorten.
Zie ook het duinhalmuiltje (Litoligia literosa).
duinhalmuiltje
Litoligia literosa
NOCTUIDAE: Hadeninae
bont halmuiltje
Oligia versicolor
NOCTUIDAE: Hadeninae
gelobd halmuiltje
Oligia strigilis
NOCTUIDAE: Hadeninae
Gelobd halmuiltje (Oligia strigilis), bont halmuiltje (Oligia versicolor) en oranjegeel halmuiltje (Oligia fasciuncula).
N.B.: vergelijk behalve de uiterlijke kenmerken ook de tijd van het jaar waarin de rupsen voorkomen, het habitat en de waardplant(en).
gelobd halmuiltje
Oligia strigilis
NOCTUIDAE: Hadeninae
bont halmuiltje
Oligia versicolor
NOCTUIDAE: Hadeninae
oranjegeel halmuiltje
Oligia fasciuncula
NOCTUIDAE: Hadeninae
Half mei-begin augustus in één generatie. De vlinders komen op licht en op smeer.
Rups: augustus-mei. De rups leeft in de halmen van de waardplant en verlaat deze alleen om van halm te wisselen. De soort overwintert als rups. De verpopping vindt plaats in een losse cocon tussen de wortels van de waardplant.
Diverse grassen, waaronder kropaar.
Graslanden, bosranden en tuinen.
Zeer algemeen. Komt verspreid over het hele land voor. RL: niet bedreigd.
Vrij algemeen in het hele land.
Europa, naar het noorden tot Noord-Schotland en Midden-Scandinavië, naar het zuiden tot Centraal-Spanje, Sicilië en Griekenland. In het oosten tot Voor-Azië.
De Oligia- en Mesoligia-soorten zijn samengevoegd onder de groepsnaam halmuiltje. De rupsjes van deze soorten brengen een groot deel van hun leven door in of op grashalmen.
Een donker vlindertje, en mogelijk de donkerste van de halmuiltjes.
Oligia: oligos is klein. Alle soorten binnen dit genus zijn klein.
latruncula: latro is een rover, latruncula is een verkleinwoord, een diefje dus, een struikrover. Denis en Schiffermüller brachten vaker een verbinding aan tussen een kleine vlinder en iets dat met stelen te maken heeft. Zie ook bij M. furuncula en bij B. raptricula. Het is niet waarschijnlijk dat deze kleine soorten in verband werden gebracht met plagen in de 18e eeuw, het is waarschijnlijker dat de kleine afmetingen iets steels suggereren.
Actualiteiten
Ontdek meerBlijf op de hoogte
Ontvang vlindernieuwsWord donateur
Steun De Vlinderstichting
getekende gamma-uil
Macdunnoughia confusa
gevlamde rietuil
Senta flammea
bleekschouderuil
Acontia lucida
rietgrasuil
Apamea unanimis
geelvleugeluil
Thalpophila matura
levervlek
Euplexia lucipara