dwergblauwtje Cupido minimus

Familie

blauwtjes (LYCAENIDAE)

Zeldzaamheid

Het dwergblauwtje is sinds 1984 als standvlinder uit Nederland verdwenen. Met zekere regelmaat werden daarna zwervers uit met name België gezien. In 2016 vestigde het dwergblauwtje zich weer in Nederland.

Rode lijst

verdwenen

Meer foto's

Terug naar boven ^

Levenswijze

Vliegtijd en gedrag

Eind april-half juni en eind juni-half augustus in twee generaties; de tweede generatie is partieel. De mannetjes scholen vaak samen in de buurt van enkele struiken of wat pollen gras. De vlinders brengen de nacht door in groepjes, waarbij ze met de kop naar beneden in de vegetatie hangen.

De uiterste data waarop een vlinder is gezien zijn 15 april en 17 augustus. De waarneming van 15 april 1885 betreft een collectie-exemplaar; de eerstvolgende waarneming is van 5 mei.

Levenscyclus

Rups: half juni-half mei. Jonge rupsen voeden zich met het vruchtbeginsel en de zaden, grotere rupsen eten ook van de bloemen. De rupsen houden er een zeer verborgen leefwijze op na. De soort overwintert als rups in de strooisellaag. De eieren worden één voor één afgezet aan de onderkant van de bloemen van de waardplant.

ei-afzet
Het vrouwtje zet de eitjes afzonderlijk af op de jonge bloemen of bloemknoppen. Meestal wordt een eitje afgezet aan de harige basis van de bloemkelk. Daarna wrijft het vrouwtje met het achterlijf over de bloemen. Mogelijk is dit om een geurspoor achter te laten zodat het bloemhoofdje niet door andere vrouwtjes wordt gebruikt. Toch worden geregeld bloemhoofdjes gevonden met meerdere eitjes daarop.

rups en verpopping
Net uit het eitje gekropen eet de rups een gaatje in de bloembodem en voedt zich met het vruchtbeginsel en de zaden. De lege eischaal blijft op de bloemknop achter en kan de hele zomer gevonden worden. Ervaren waarnemers inventariseren de soort aan de hand van deze ei-restanten. De opening in het vruchtbeginsel wordt zorgvuldig verborgen met uitwerpselen en spinsel. Als het vruchtbeginsel op is gaat de rups naar een andere bloem. De oudere rups eet ook bloemen en leeft aan de buitenzijde van het vruchtje, maar blijft er een verborgen leefwijze op na houden. De rupsen kruipen van de ene naar de andere bloem en als daar al een soortgenoot aanwezig is, eet de grotere de kleinere op. Rupsen moeten snel groeien want de wondklaver bloeit maar enkele weken. Ze zijn aantrekkelijk voor mieren en worden soms meegenomen naar het nest, waar de rups vervolgens verpopt. Rupsen die op de waardplant blijven, overwinteren in de strooisellaag, bijvoorbeeld tussen afgestorven delen van de waardplant. Sommige rupsen verpoppen zich nog hetzelfde jaar en brengen een partiële tweede generatie voort, maar de meeste verpoppen in het voorjaar. Ook de pop is aantrekkelijk voor mieren en wordt nogal eens meegenomen.

vlinders
In mei vliegen de eerste vlinders. Het aantal vlinders op de vliegplaatsen is doorgaans vrij hoog tot hoog, zo´n 4 tot 64 individuen per hectare, maar daarbij moet bedacht worden dat geschikte vliegplaatsen doorgaans maar een klein oppervlak hebben. Mannetjes scholen vaak samen in de buurt van enkele struiken of wat pollen gras. Daar zitten ze maximaal twee meter van elkaar vandaan op een halve tot anderhalve meter boven de grond. Alle kleine vlinders die langsvliegen worden achtervolgd. Maagdelijke vrouwtjes zoeken deze groepen mannetjes op en vertrekken weer als ze hebben gepaard. Daarna vliegen zij vooral in de buurt van wondklaver: zij zonnen en rusten daarop, drinken er nectar van en leggen er uiteraard de eitjes op. De vlinders brengen de nacht door in groepjes, waarbij ze met de kop naar beneden in de vegetatie hangen. Zo´n rustplek wordt iedere avond gebruikt en ligt vaak een eindje van de samenscholingsplek en de nectar- en waardplanten vandaan. De belangrijkste nectarplant is wondklaver, maar ook rode klaver en rolklaver worden gebruikt. De vlinders worden relatief weinig op nectarplanten gezien.

Verspreiding

Vliegtijd

Benaming

Engelse naam

Little Blue, Small Blue

Duitse naam

Zwergbläuling

Franse naam

l'Argus Minime

Synoniemen

Lycaena minima, Lycaena minimus

Meer

Toelichting wetenschappelijke naam

Cupido: Cupido of Eros, de god van de liefde.
minimus: minimus is de kleinste.

Auteursnaam en jaartal

(Fuessly, 1775)

Herkenning

Kenmerken vlinder

Voorvleugellengte: circa 9 mm. De bovenkant van de vleugels is bruin en bij het mannetje is deze bij de wortel blauw bestoven. De onderkant van de vleugels is lichtgrijs met kleine zwarte, witgeringde vlekken. Het is het enige kleine blauwtje zonder oranje vlekjes op de onderkant. De vlinder is bovendien zo klein dat hij nauwelijks met andere soorten verward kan worden.

Kenmerken rups

Tot 10 mm; plomp en gedrongen, versmald naar de uiteinden; lichaam bleek okerkleurig, soms met groene zweem of lichtgeel met een donkere lengtestreep over het midden van de rug, onder de spiracula een witte streep, soms met een rode zweem; kop glanzend zwart, in rust in het lichaam teruggetrokken.

Gelijkende soorten vlinder

Het klaverblauwtje is groter en heeft een donkerdere onderkant; de bovenkant van het mannetje is blauw. Zie ook het staartblauwtje.

Gelijkende soorten vlinder

Bescherming

Wet natuurbescherming

Deze vlinder is beschermd in het kader van de Wet natuurbescherming.

Concrete bedreiging

Verkeerd beheer van het leefgebied, zeldzaamheid wondklaver in voldoende dichtheid, isolatie van kleine populaties.

Aanbevolen beheersmaatregel

Voor het behoud van deze soort is het wenselijk dat de volgende maatregelen worden genomen:

  • Kleinschalig en gefaseerd maaien. Gebieden waar het dwergblauwtje voor kan komen, dienen zorgvuldig beheerd te worden. Door branden of grootschalig maaien van kalkgraslanden verdwijnen alle poppen en rupsen. Bij geen beheer groeit het grasland dicht en verdwijnen wondklaver en dwergblauwtje. Daarom is kleinschalig en gefaseerd maaien van deze graslanden noodzakelijk.
  • Extensieve begrazing. Een andere geschikte maatregel is extensieve begrazing en het handmatig verwijderen van opslag. Speciale aandacht verdient daarbij de waardplant. Op de plaats waar in de jaren negentig geregeld dwergblauwtjes werden gezien, is de wondklaver inmiddels verdwenen.
  • Vebinding met Belgische populaties. Daarnaast is het mogelijk de verbinding met België te verbeteren. Vlak over de grens, op het Belgische deel van de Sint-Pietersberg en langs het Albertkanaal, komen grotere populaties van het dwergblauwtje voor. Door de tussenliggende kalkgraslanden goed te beheren, kan de soort zich mogelijk weer in Nederland vestigen. Ook bij de herinrichting van de ENCI-groeve kunnen kalkgraslanden worden ontwikkeld waar het dwergblauwtje zich zou kunnen vestigen.


Toekomst
Indien de voorgestelde maatregelen worden uitgevoerd is het mogelijk dat het dwergblauwtje weer als zeldzame standvlinder terugkeert.

Verspreiding in Nederland in vier perioden

Onderstaande kaartjes tonen de verspreiding binnen Nederland in vier perioden. Hoe groter en donkerder een stip, des te groter was de presentie van een soort in het desbetreffende uurhok (5x5 kilometerhok). Presentie geeft aan in welke mate een soort is over- of ondervertegenwoordigd ten opzichte van de (macronachtvlinder-)fauna als geheel. De berekeningen zijn gebaseerd op gegevens in de Nationale Databank Flora en Fauna.

Habitat

Structuurrijke, droge graslanden op kalkrijke gronden.

De vlinders hebben een voorkeur voor warme, zonnige laagten met vaak enige beschutting in de vorm van een struweel, of de vindplaats ligt in een groeve. De soort neemt genoegen met een klein leefgebied. Meestal is een plek van ongeveer 200 m2 voldoende: op zo´n oppervlakte kan jarenlang een populatie van circa 30 vlinders op evenzoveel waardplanten leven. Wel heeft het dwergblauwtje dan een netwerk nodig van verschillende van zulke kleine leefgebiedjes. Een belangrijke eis aan het leefgebied is de aanwezigheid van wondklaver, een plant die zelden ouder dan vijf jaar wordt en slechts één of tweemaal bloeit. In Zuid-Limburg is deze plant zeldzaam en op enkele plaatsen aanwezig langs spoorlijnen, in stedelijk gebied en op enkele kalkgraslanden (verder vooral in de duinen). De omvang van een populatie dwergblauwtjes is min of meer evenredig met het aantal wondklavers.

Planten

Waardplant: Wondklaver.

Waardplant

Wondklaver
Anthyllis

Nieuws

Tijdschriften

Soorten uit dezelfde familie blauwtjes (LYCAENIDAE)

Alle soorten uit deze familie