Een dwaalgast die tot 1933 ten minste tienmaal in Nederland is waargenomen. Sindsdien is het staartblauwtje bijna 80 jaar niet in Nederland gezien, tot er op 20 augustus 2011 negen exemplaren opdoken op drie plekken in Limburg. Hierna is de soort jaarlijks gemeld, vooral in Limburg. Vanaf 2015 worden regelmatig nieuwe plekken gekoloniseerd. Sinds 2021 wordt het staartblauwtje als standvlinder beschouwd
Voorvleugellengte: circa 11 mm. De bovenkant van de vleugels is bij het mannetje violetblauw en bij het vrouwtje bruin met blauwe bestuiving. De onderkant van de vleugels is zilvergrijs met kleine zwarte stippen; in de binnenrandhoek van de achtervleugel bevinden zich twee zwartgerande oranje oogvlekken. Ter hoogte van deze ooglekken heeft de achtervleugel een klein kort staartje, die bij beschadigde vlinders echter kan ontbreken.
Tot 10 mm; plomp en vrij gedrongen, naar de uiteinden versmald; lichaam bleek groen met over de rug een donkere middenstreep met aan weerszijden daarvan een aantal lichte schuine strepen; kop glanzend zwart, in rust in het lichaam teruggetrokken. Overwinterende rupsen zijn bleek roze-achtig bruin met roodachtig bruine tekening.
Het boomblauwtje en het dwergblauwtje hebben geen oranje oogvlekken op de onderkant van de achtervleugel. Het veenbesblauwtje heeft zwarte vlekken langs de achterrand van de achtervleugel.
veenbesblauwtje
Agriades optilete
LYCAENIDAE: Lycaeninae
boomblauwtje
Celastrina argiolus
LYCAENIDAE: Lycaeninae
dwergblauwtje
Cupido minimus
LYCAENIDAE: Lycaeninae
Half mei-eind september in twee tot drie generaties.
Rups: eind september-april. De soort overwintert als rups in de strooisellaag.
Waardplanten: diverse soorten vlinderbloemigen; vooral moerasrolklaver.
Vochtige, vrij ruige, extensief begraasde weilanden en hooilanden; ook heiden.
Een dwaalgast die tot 1933 ten minste tienmaal in Nederland is waargenomen. Sindsdien is het staartblauwtje bijna 80 jaar niet in Nederland gezien, tot er op 20 augustus 2011 negen exemplaren opdoken op drie plekken in Limburg. Hierna is de soort jaarlijks gemeld, vooral in Limburg. Vanaf 2015 worden regelmatig nieuwe plekken gekoloniseerd. Sinds 2021 wordt het staartblauwtje als standvlinder beschouwd
In de literatuur staat het staartblauwtje bekend als vrij honkvast, maar zwervers zijn tot in Groot-Brittannië gevonden.
Het staartblauwtje komt voor in een groot deel van Midden-Europa. De dichtstbijzijnde populatie vliegt in het zuidelijke Rijndal.
Van West-Europa en het noorden van het Iberisch schiereiland tot Japan en Noord-Amerika. In Europa tot de 52e breedtegraad. In het zuiden van Italië tot Sicilië en op de Noord-Balkan. Ontbreekt op de meeste eilanden van de Middellandse Zee.
Cupido: Cupido of Eros, de god van de liefde.
argiades: argus is de soort P. argus en eidos is verschijningsvorm, dus deze soort zou gelijkenis hebben met P. argus.
Word donateur
Steun De Vlinderstichting
heideblauwtje
Plebejus argus
boomblauwtje
Celastrina argiolus
kleine vuurvlinder
Lycaena phlaeas
sleedoornpage
Thecla betulae
pimpernelblauwtje
Phengaris teleius
bleek blauwtje
Lysandra coridon