iepenpage Satyrium w-album

De iepenpage heeft een zeer verborgen leefwijze en wordt daardoor makkelijk over het hoofd gezien.
Familie
blauwtjes (LYCAENIDAE)
Onderfamilie
Lycaeninae / Satyrium w-album
Groep
Dagvlinder
Hoe moeilijk te herkennen
(goed op gelijkende soorten letten)
Zeldzaamheid

Tot voor kort leek dit een uiterst zeldzame standvlinder. Nieuw onderzoek heeft echter duidelijk gemaakt dat de soort hoogstwaarschijnlijk al die tijd over het hoofd gezien is. In Zuid-Limburg komt hij voor op tientallen plekken, en ook daarbuiten is hij gevonden in de Achterhoek, Noord-Brabant (vooral veel in Eindhoven) en zelfs in Amsterdam. Het is niet ondenkbaar dat er nog meer nieuwe locaties zullen worden gevonden.

Rode lijst
thans niet bedreigd

Verspreiding
Vliegtijd
Kenmerken vlinder

Voorvleugellengte: circa 16 mm. De bovenkant van de vleugels is donkerbruin; bij het iets grotere vrouwtje is de bruine kleur een tintje lichter dan bij het mannetje. Op de onderkant van de achtervleugel vormt de witte lijn bij de binnenrandhoek een duidelijke W met steile zijkanten. De oranje vlekken langs de achterrand zijn groot en hebben de vorm van halve manen. Ze zijn zwart gerand. De achtervleugel heeft een klein staartje; bij het staartje bevinden zich een of twee blauwe vlekjes.

Kenmerken rups

Tot 15 mm; lichaam vrij gedrongen en breed, versmald naar de uiteinden en naar de randen afgeplat; geelachtig groen met over het midden van de rug een donkergroene lengtestreep, met aan weerszijden een aantal donkergroene en bleek geelachtig witte diagonale strepen; sommige exemplaren hebben langs de rug en op de flanken een roze tekening; kop klein, donkerbruin en voor een deel in het lichaam teruggetrokken.

Gelijkende soorten vlinder

Zie de pruimenpage.

pruimenpage
Satyrium pruni
LYCAENIDAE: Lycaeninae

Vliegtijd en gedrag

Begin juni-half augustus in één generatie. De vlinders voeden zich vooral met honingdauw en boomsappen; soms met nectar van diverse kruiden en braam. Ze hebben een nogal verborgen leefwijze en zijn daardoor moeilijk waar te nemen.

De uiterste vliegdata zijn 1 juni en 20 augustus.

Levenscyclus

Rups: half maart-begin juli. Jonge rupsen eten het binnenste van de bloemknoppen van de waardplant, grotere rupsen leven op of onder de bladeren. De verpopping vindt meestal plaats aan de onderkant van een eindstandig blad, soms aan een bladstengel of een takje. Doordat rupsen en poppen donker afsteken tegen de bladeren, kunnen ze worden gevonden door in mei met tegenlicht de bladeren af te turen. De soort overwintert als ei bij de eindknoppen in de boomkruin van de waardplant.

ei-afzet
Het eitje wordt meestal afgezet op de eindknoppen en de overgang van nieuw naar eenjarig hout in de kruin van de boom, minder vaak op een bloemknop of een knopoksel. Het eitje overwintert. Zodra de iep begint te bloeien - meestal al in maart - komen het eitje uit.

rups en verpopping
De rups eet aanvankelijk het binnenste van de bloemknoppen, maar later ook de zaden en de bladeren. Bij elke vervelling verandert zijn kleur en hij volgt daarbij de veranderende kleuren van de bladeren. Oudere rupsen leven op of onder de bladeren, vaak nabij de hoofdnerf. De pop zit meestal aan de onderkant van een eindstandig blad, soms aan bladstengels of takjes. Doordat ze donker afsteken, worden rupsen en poppen wel eens gevonden door in mei met tegenlicht de bladeren af te turen.

vlinders
Het aantal vlinders op de vliegplaatsen is hoog tot zeer hoog, circa 16 tot 260 individuen per hectare. Vlinders zijn echter bijzonder lastig te vinden want ze leven vooral hoog in de boomkruin. Ze voeden zich voornamelijk met honingdauw, maar ´s ochtends en in de vroege avond komen ze wel eens naar beneden en worden dan gezien op bloemen of op vochtige delen van zandwegen. In Nederland is de soort slechts eenmaal nectardrinkend waargenomen (op een braam), in België is hij vaker drinkend gezien bijvoorbeeld op akkerdistel, koninginnenkruid, fluitekruid en braam.

Waardplanten

Waardplanten zijn diverse soorten iep, zoals gladde iep, ruwe iep en sommige cultivars.

Habitat

Iepen in (vochtige) bossen, bosranden, parken en grotere tuinen.

De iepenpage heeft geen groot leefgebied nodig en kan al voorkomen op plaatsen waar enkele iepen bij elkaar staan. Er zijn populaties bekend die slechts één boom ter beschikking hebben. De vlinder leeft vooral bij bloeiende en vruchtdragende bomen of op relatief jonge iepen. Geschikte bomen worden doorgaans gevonden in (vochtige) bossen, bosranden, parken en grotere tuinen.

Zeldzaamheid

Tot voor kort leek dit een uiterst zeldzame standvlinder. Nieuw onderzoek heeft echter duidelijk gemaakt dat de soort hoogstwaarschijnlijk al die tijd over het hoofd gezien is. In Zuid-Limburg komt hij voor op tientallen plekken, en ook daarbuiten is hij gevonden in de Achterhoek, Noord-Brabant (vooral veel in Eindhoven) en zelfs in Amsterdam. Het is niet ondenkbaar dat er nog meer nieuwe locaties zullen worden gevonden.

Mobiliteit

De iepenpage is een honkvaste vlinder. Wel zijn er zo nu en dan waarnemingen waarbij vermoed wordt dat de vlinders een zekere afstand hebben afgelegd zoals de dieren die de vorige eeuw langs de Nederlandse kust werden gevonden. In België is waargenomen dat sommige exemplaren na een week 'hun' iep verlaten om nieuwe bomen te koloniseren.

Regionaal

Verspreiding tot 1984
In Nederland is de iepenpage altijd een zeldzame soort geweest; in totaal zijn er slechts 93 waarnemingen van 105 individuen bekend. Wel kwam de vlinder aan het begin van de vorige eeuw vermoedelijk in grotere aantallen en meer verspreid voor dan tegenwoordig. Er waren toen populaties in Zuid-Limburg en waarschijnlijk ook bij Nijmegen en Arnhem. Vooral op de Bemelerberg heeft een flinke populatie gezeten en zijn meerdere keren tientallen vlinders gezien. Van de waarnemingen uit Zuid-Beveland, Friesland en Noordwijk is niet te achterhalen of dit zwervers dan wel standvlinders waren, maar vermoedelijk waren deze vlinders afkomstig van populaties in het noorden of westen van het land. Na 1925 ging de stand achteruit en in 1977 brak de iepziekte uit en werden veel iepen gekapt. Weliswaar werden er nieuwe iepen aangeplant, maar jonge bomen dragen geen vrucht en zijn nog niet geschikt als waardboom. De iepenpage is toen sterk achteruitgegaan - in 1984 verdween hij van de Bemelerberg - en leek in de jaren tachtig uit Nederland te zijn verdwenen.

Nieuwe vondsten
De soort is door zijn verborgen levenswijze echter lastig te vinden en bleek toch nog op een klein aantal plaatsen in Zuid-Limburg voor te komen. In 1992 en 1993 werden in een stadspark in Heerlen rupsen en poppen gevonden. Nader onderzoek wees uit dat er nog een tweede populatie op twee kilometer afstand aanwezig was. Beide populaties zaten in een pluimiep (U. glabra f. exoniensis). Deze iep is tamelijk resistent tegen de iepziekte en is dan ook minder vaak gekapt. In deze periode werden ook bij Geulle twee vlinders gezien en ook daar was mogelijk nog een populatie aanwezig. In 2004 werd de iepenpage wederom bij Heerlen gevonden, nota bene in dezelfde boom als die van 1992. Vermoedelijk is de soort al die tijd daar aanwezig geweest. Bovendien werd in 2004 op ongeveer 500 meter afstand van de populatie van Heerlen bij Landgraaf een tweede populatie gevonden.
Sindsdien weten we beter hoe we de soort moeten zoeken en blijkt de soort in Zuid Limburg veel wijder verbreid dan eerder gedacht. Daarbuiten zijn populaties gevonden in de Achterhoek en Eindhoven, en nieuwe locaties liggen in de lijn der verwachting.

Europa

Op Europese schaal is de soort niet bedreigd en over het algemeen is het voorkomen stabiel. Uit Groot-Brittannië, België en Duitsland wordt ook een achteruitgang gemeld. De iepenpage staat op de Vlaamse en Waalse Rode Lijst.

Mondiaal

De Iepenpage komt voor van Zuid-Scandinavië en Zuidoost-Brittannië tot Spanje, delen van Italië en Griekenland en van het Iberisch schiereiland tot de Baltische staten, maar is nergens algemeen.

Trend op lange en korte termijn
Onderstaande diagrammen tonen de veranderingen van de talrijkheid in de loop van de tijd. De gegevens zijn afkomstig uit het Landelijk Meetnet Vlinders (CBS / De Vlinderstichting) en de Nationale Databank Flora en Fauna.
Verspreiding in Nederland in vier perioden
Onderstaande kaartjes tonen de verspreiding binnen Nederland in vier perioden. Hoe groter en donkerder een stip, des te groter was de presentie van een soort in het desbetreffende uurhok (5x5 kilometerhok). Presentie geeft aan in welke mate een soort is over- of ondervertegenwoordigd ten opzichte van de (macronachtvlinder-)fauna als geheel. De berekeningen zijn gebaseerd op gegevens in de Nationale Databank Flora en Fauna.
voor 1950
1950 - 1979
1980 - 1999
2000 - 2015
Wet natuurbescherming
Deze vlinder is beschermd in het kader van de Wet natuurbescherming.
Concrete bedreiging

Waarom de iepenpage in de periode tussen 1925 en 1975 achteruit is gegaan is niet duidelijk. Mogelijk zijn in deze periode veel iepen verdwenen doordat veel beekdalen - dat zijn plaatsen waar doorgaans veel iepen groeien - zijn gekanaliseerd en ontgonnen. Ook zijn toen veel iepen gekapt - iepenhout is kostbaar en wordt onder andere gebruikt voor het maken van speciale werktuigen en dure meubels - en vervangen door sneller groeiende boomsoorten. De achteruitgang sinds 1975 is eenvoudiger te verklaren. In 1977 brak de iepziekte uit en zijn grote aantallen iepen gekapt.

Aanbevolen beheersmaatregel

Voor het behoud van de iepenpage is het belangrijk dat er voldoende grote, bloeiende en vruchtdragende iepen zijn. Op plaatsen waar de soort nu nog voorkomt, zoals in de Zuid-Limburgse stadsparken, moeten voldoende volwassen iepen aanwezig blijven. Indien daar een stervende boom wordt gekapt moeten de opslag en kiemplanten door kunnen groeien. Uiteraard is het wenselijk dat op die plaatsen het aantal iepen wordt uitgebreid. Gelukkig heeft de gemeente Heerlen nabij de bekende populatie al enkele jonge iepen aangeplant. Mogelijk kan de soort zich ook weer op andere plaatsen vestigen indien er meer iepen worden aangeplant als laan-, bos- of parkboom.

Toekomst
Waarschijnlijk blijft de iepenpage op de bestaande vliegplaatsen voorlopig behouden. Mogelijk kan hij het verspreidingsgebied wat uitbreiden als er meer grote en markante iepen (terug)komen.

Engelse naam
White-letter Hairstreak
Duitse naam
Ulmenzipfelfalter
Franse naam
Le W-Blanc, Thécla W-blanc
Oud Nederlandse naam
letterpage, w-page
Synoniemen
Thecla w-album, Strymon w-album, Strymonidia w-album, Nordmannia w-album
Toelichting wetenschappelijke naam

Satyrium: saturos is een sater, een mythologische figuur die te maken heeft met de verering van Baccus, in de kunst vaak afgebeeld met de hoorns en de staart van een geit. De saters leefden zich uit in wellustige dansen met de nimfen en deze dansen worden in verband gebracht met de vliegwijze van de vlinders.
w-album: w-album slaat op de witte (albus) streep in W-vorm op de onderkant van de achtervleugel.

Auteursnaam en jaartal
(Knoch, 1782)

Tijdschriften

Projecten

Soorten uit dezelfde familie blauwtjes (LYCAENIDAE)

kleine vuurvlinder
Lycaena phlaeas

groentje
Callophrys rubi

heideblauwtje
Plebejus argus

rode vuurvlinder
Lycaena hippothoe

sleedoornpage
Thecla betulae

vals heideblauwtje
Plebejus idas

alle soorten uit deze familie