Vrij algemeen. Komt vooral voor in de duinen en op de zandgronden in het binnenland; elders slechts af en toe een waarneming. RL: niet bedreigd.
Voorvleugellengte: 10-11 mm. Een karakteristiek uiltje dat in rust de vleugels schuin omhoog tegen het lichaam houdt. Door de geringe grootte wordt deze soort in eerste instantie vaak aangezien voor een microvlinder. De grondkleur van de voorvleugel is rozeachtig wit en langs de voorrand van het wortelveld en het middenveld ligt een brede donkerroze strook. Midden op de voorvleugel ligt een kleine donkere vlek en zowel langs de achterrand als langs de binnenrand bevindt zich een bruine, min of meer driehoekige vlek.
Tot 15 mm; naar de kop toe versmald en bultig naar de staart; lichaam diep purperachtig bruin met over de rug een rij donker roodachtige, ruitvormige vlekken; segment drie met een paar opvallende, grote, witte of roodachtige vlekken; onderzijde grijs; kop bruin met lichte tekening.
Half mei-half juli in één generatie. De vlinders beginnen vlak voor de schemering te vliegen en vooral het mannetje komt goed op licht. De vlinders bezoeken bloemen en komen op smeer. Soms worden vlinders overdag opgejaagd uit de vegetatie.
Rups: juni-augustus. De rups foerageert bij voorkeur op de bloemen van de waardplant. De soort overwintert als pop in een cocon op de grond of tussen de wortels in de grond.
Diverse kruidachtige en houtachtige planten, waaronder brem, struikhei, tormentil en vijfvingerkruid.
Bossen, heiden, wegbermen en andere open plaatsen.
Vrij algemeen. Komt vooral voor in de duinen en op de zandgronden in het binnenland; elders slechts af en toe een waarneming. RL: niet bedreigd.
In Vlaanderen vrij algemeen en wijdverbreid ten oosten van de lijn Antwerpen-Brussel; zeldzaam in Oost- en West-Vlaanderen. In Wallonië vrij zeldzaam, maar wijdverbreid en lokaal algemeen.
In bijna heel Europa, van Zuid-Spanje, Zuid-Italië en Griekenland tot Zuid-Engeland, Denemarken, Zuid-Zweden en Zuid-Finland. In het zuiden van Scandinavië pas na 1960 en ook was ze vroeger niet aanwezig in Noord-Duitsland (volgens Speyer & Speyer (1862) verliep de noordgrens toen: Parijs - Neustrelitz - Danzig). Verder het gematigde deel van Azië en zuidelijk van Kaukasus, Armenië en Noord-Iran tot de Russische kust van de Grote Oceaan en Japan. Alle oude meldingen uit Noord-Amerika bleken verwisselingen met andere soorten.
Een klein uiltje dat vooral op heiden wordt gevonden. De kleurencombinatie op de voorvleugel geeft de indruk van een lichte marmersoort.
Elaphria: elaphria is lichtvoetig, opgewekt, naar het levendige gedrag van deze kleine vlinder.
venustula: venustulus is lief klein, bekorend. Een artistieke benadering van dit heel leuke beestje.
Actualiteiten
Ontdek meerBlijf op de hoogte
Ontvang vlindernieuwsWord donateur
Steun De Vlinderstichting
wachtervlinder
Eupsilia transversa
geoogde w-uil
Lacanobia contigua
grijze worteluil
Agrotis cinerea
schaapje
Acronicta leporina
zuidelijk eikenuiltje
Dryobota labecula
harige voorjaarsuil
Brachionycha nubeculosa