Zeldzaam. Een trekvlinder uit Zuid-Europa die overal in het land kan worden waargenomen.
Voorvleugellengte: 52-60 mm. De op een doodshoofd lijkende tekening op het borststuk en de gele strepen op het achterlijf en de achtervleugel zijn kenmerkend voor deze grote pijlstaart. Bij verstoring maakt de vlinder een hoorbaar piepend geluid.
Uiterlijk Carter: Tot 130 mm; zeer variabel in kleur en tekening, met bruine, geelachtige en groene vormen. De meeste Europese rupsen behoren tot de gele vorm, die purperachtig zwarte vlekken op de rug heeft en donkere blauwe of purperachtig bruine diagonaalstrepen boven de spiracula draagt; de hoorn op het elfde segment is korrelig en S-vormig gebogen; kop geel met twee brede, zwarte strepen.
Begin mei-eind oktober. Net als bij veel andere trekvlinders worden in het voorjaar uitsluitend exemplaren waargenomen die vanuit Zuid-Europa hierheen getrokken zijn; later in het jaar zijn er vooral vlinders aanwezig van de daaruit voortgekomen nieuwe generatie. De vlinders vliegen vooral ´s nachts maar komen slecht op licht. Ze zijn in staat bijennesten binnen te dringen en daar honing op te nemen zonder door de bijen gedood te worden. Dit komt doordat de doodshoofdvlinder exact tussen twee raten past en de bijen daardoor niet in staat zijn de kwetsbare buik te bereiken. In bijenkasten worden ze vaak wel gedood omdat de raten daarin verder uit elkaar staan; oudere waarnemingen in ons land betroffen dan ook dode, in bijenwas gemummificeerde vlinders in bijenkasten. tegenwoordig worden ook vaker rustende exemplaren waargenomen.
Rups: augustus-oktober. De rups verpopt zich in de grond in een losse cocon en overwintert, in sommige gevallen zelfs tweemaal, op een diepte van soms meer dan 30 cm. Een deel van de poppen komt aan het eind van de zomer of in de vroege herfst nog uit. In Nederland is deze soort niet in staat de winter te overleven.
Vooral aardappel; ook andere soorten nachtschade.
Aardappelvelden en (volks)tuinen.
Zeldzaam. Een trekvlinder uit Zuid-Europa die overal in het land kan worden waargenomen.
Zeldzaam. Een trekvlinder die verspreid over het hele land wordt waargenomen.
Het tropische deel van Afrika. Van de Azoren in het westen tot de Kaspische Zee in het oosten. Als standvlinder tot de lijn Zuid-Spanje, Zuid-Italië, Zuid-Griekenland, Zuid-Anatolië. In wisselende aantallen als trekker naar Zuid-, Midden- en Noord-Europa tot de Britse eilanden en Scandinavië.
Doodshoofdvlinder is een oude naam die ook al door Ter Haar in 'Onze Vlinders' wordt gebruikt.
Met wat fantasie is op de kop van de vlinder de tekening van een doodshoofd te herkennen. Meer over Nederlandse namen
Acherontia: Acheron is de rivier van het lijden in de onderwereld en dit genus is dus een waardig onderkomen voor atropos.
atropos: Atropos is een van de drie schikgodinnen. Alpha is een ontkenning en topos is een keerpunt, een draai. Zij sneed de levensdraad door en de dood kon niet meer worden afgewend. In het derde deel van zijn Amoenitates Academicae (1756) publiceerde Linnaeus een verhandeling van zijn leerling Forsskahl waarin deze soort 'caput mortuum' wordt genoemd, de doodskop, maar in het twee namen-systeem van Systema Naturae (1758) moest de naam consistent uit één woord bestaan; Linnaeus handhaafde echter wel het thema van de dood.
Blijf op de hoogte
Ontvang vlindernieuwsWord donateur
Steun De Vlinderstichting
walstropijlstaart
Hyles gallii
groot avondrood
Deilephila elpenor
lindepijlstaart
Mimas tiliae
gestreepte pijlstaart
Hyles livornica
klein avondrood
Deilephila porcellus
populierenpijlstaart
Laothoe populi