Vrij zeldzaam. Komt vooral voor in de duinen en lokaal op de zandgronden in het binnenland. RL: niet bedreigd.
Voorvleugellengte: 20-24 mm. Lijkt op hommels en wolzwevers. Langs de randen van de voor- en de achtervleugel bevindt zich een brede roodbruine zoom. Kenmerkend is dat de tamelijk brede cel, die in het wortelveld langs de voorrand van de voorvleugel ligt, door een duidelijke donkerbruine ader in tweeën is gedeeld. Het achterlijf is bont gekleurd met twee opvallende witte vlekken op de zijkant en een roodachtig bruine band, die door het wegslijten van de haren uiteindelijk zwart wordt. Verse vlinders hebben een dunne laag lichtbruine schubben op hun vleugels die echter al tijdens de eerste vlucht loslaten en verdwijnen, waarna de kenmerkende doorschijnende vleugels overblijven.
Tot 35 mm; lichaam helder groen met op de rug een witte zweem; onderzijde roodachtig bruin; spiracula in roodachtig bruine vlekken geplaatst; hoorn op segment elf met violette basis naar boven toe verlopend naar donkerbruin; kop donker blauwachtig groen.
Zie de hommelvlinder (H. tityus) en de kolibrievlinder (Macroglossum stellatarum).
kolibrievlinder
Macroglossum stellatarum
SPHINGIDAE: Macroglossinae
hommelvlinder
Hemaris tityus
SPHINGIDAE: Macroglossinae
Populierenpijlstaart (Laothoe populi), pauwoogpijlstaart (Smerinthus ocellata) en lindepijlstaart (Mimas tiliae).
N.B.: vergelijk behalve de uiterlijke kenmerken ook de tijd van het jaar waarin de rupsen voorkomen, het habitat en de waardplant(en).
populierenpijlstaart
Laothoe populi
SPHINGIDAE: Macroglossinae
pauwoogpijlstaart
Smerinthus ocellata
SPHINGIDAE: Macroglossinae
lindepijlstaart
Mimas tiliae
SPHINGIDAE: Macroglossinae
Eind april-eind augustus in twee generaties; de tweede generatie is gewoonlijk minder talrijk. De vlinders vliegen overdag bij zonnig weer, met name in de late ochtend en de vroege middag. Ze foerageren op buisvormige bloemen van onder andere slangenkruid, kleine ratelaar, kamperfoelie, rododendron, echte koekoeksbloem en op vlinderstruik.
Rups: juni-augustus. De soort overwintert als pop in de grond.
Kamperfoelie en sneeuwbes.
Brede bospaden, open plekken in het bos, heiden en duinen.
Vrij zeldzaam. Komt vooral voor in de duinen en lokaal op de zandgronden in het binnenland. RL: niet bedreigd.
Vrij zeldzaam en wijdverbreid ten oosten van de lijn Antwerpen-Brussel; zeldzaam en lokaal in Oost- en West-Vlaanderen. In Wallonië wijdverbreid in alle provincies behalve Henegouwen.
Van noordwest-Afrika via heel Europa tot Zuid-Engeland en Zuid-Scandinavië. In het zuiden over de Balkan tot de Zwarte Zee en Turkije. In Afrika langs de Middellandse Zeekust van Algerije.
Glasvleugelpijlstaart is een oude naam die ook al door Ter Haar in 'Onze Vlinders' wordt gebruikt. Bij Ter Haar was het nog glasvleugelige pijlstaart.
Pijlstaart verwijst naar het staartje of 'pijl' op het laatste segment van de rups.
De vleugels zijn doorzichtig als glas.
Hemaris: hemera is de dag, wijzend op het dagactieve karakter van dit genus.
fuciformis: fucus is een hommel en forma is de vorm van; uiteraard wijzend op de grote gelijkenis met wespachtigen.
Macroglossa fuciformis (Linnaeus, 1758)
Actualiteiten
Ontdek meerBlijf op de hoogte
Ontvang vlindernieuwsWord donateur
Steun De Vlinderstichting
dennenpijlstaart
Sphinx pinastri
groot avondrood
Deilephila elpenor
doodshoofdvlinder
Acherontia atropos
walstropijlstaart
Hyles gallii
populierenpijlstaart
Laothoe populi
gestreepte pijlstaart
Hyles livornica