Zeer zeldzaam. De laatste jaren zijn er weer meerdere waarnemingen uit Noord-Brabant.
Voorvleugellengte: 17-20 mm. De bruinachtig grijze voorvleugel van deze uil heeft een leigrijs marmerachtig vlekkenpatroon. In het wortelveld ligt langs de voorrand een lichte vlek die opvallend afsteekt tegen de zwarte schouderstreep. Kenmerkend is de dunne zwarte lengtestreep die vanaf de tapvlek evenwijdig aan de binnenrand van de vleugel loopt en eindigt ter hoogte van het midden van de niervlek; deze lengtestreep heeft aan het begin en het eind vaak een kleine vertakking. De niervlek valt op als een geeloranje vlek en in mindere mate geldt dat ook voor de tapvlek.
De gageluil (L. lamda) heeft een opvallende zwartachtige, naar binnen gerichte pijlvlek halverwege de getande golflijn; bovendien loopt de meestal dikkere zwarte lengtestreep in het midden van de vleugel door tot voorbij de niervlek.
gageluil
Lithophane lamda
NOCTUIDAE: Hadeninae
Eind augustus-half oktober en na de overwintering half maart-eind april in één generatie. De vlinders komen op smeer en bezoeken bloemen van klimop en wilgenkatjes.
Rups: april-juni. Oudere rupsen rusten overdag in bastspleten, jonge rupsen tussen samengesponnen bladeren. De verpopping vindt plaats in een holletje in de grond. De soort overwintert als vlinder.
Diverse loofbomen, waaronder (zwarte) els, berk, wilg en populier.
Broekbossen en andere vochtige gebieden.
Zeer zeldzaam. De laatste jaren zijn er weer meerdere waarnemingen uit Noord-Brabant.
Zeer zeldzaam. Slechts enkele vindplaatsen in de Antwerpse en Limburgse Kempen (5 waarnemingen uit 2010-2012). In Wallonië verdwenen.
Vooral de centrale landen van Europa. Noordelijk tot Midden-Engeland en Midden-Scandinavië. Naar het zuiden tot Noord-Spanje, de zuidrand van de Alpen en Zuid-Bulgarije. Naar het oosten tot de Zwarte Zee, de Kaukasus en West-Siberië.
Kleine manteluil is al decennia-lang in gebruik in tuinbouwkringen. De achtergrond van deze soortnaam is onduidelijk.
Lithophane: lithos is een steen en phaino, phan is blijken te zijn; de vlinder vertoont gelijkenis met een steen en valt in rust daardoor nauwelijks op (hoewel de soorten uit dit geslacht vaker op een paaltje of takje zitten te rusten).
furcifera: furca is een vork met twee punten en fero is dragen. Dit wijst op de gespleten donkere veeg die vanuit de niervlek richting vleugelrand loopt.
Actualiteiten
Ontdek meerWord donateur
Steun De Vlinderstichting
bruine breedvleugeluil
Diarsia brunnea
gevlekte pijluil
Pachetra sagittigera
late heide-uil
Xestia agathina
gelijnde grasuil
Tholera decimalis
roodbont heide-uiltje
Anarta myrtilli
geoogde worteluil
Agrotis clavis