Een zwerver die verspreid over het land slechts heel af en toe wordt waargenomen.
Voorvleugellengte: 14-17 mm. Kenmerkend zijn de intens zwarte vlekken op diverse plaatsen langs de voorrand van de voorvleugel, waarvan de L-vormige vlek aan de binnenkant van de golflijn het meest opvalt. De zwarte vlek in het wortelveld maakt deel uit van een onvolledige donkere dwarslijn. De voorvleugel is roodachtig bruin; soms donker purper- of grijsachtig bruin. Bij sommige exemplaren is het wortelveld en het daaraan grenzende deel van het middenveld duidelijk lichter van kleur.
Tot 40 mm; lichaam grijsachtig groen of bruin met witte spikkels; over de rug een lichte middenstreep met donkergroene of bruine zomen en soms aan weerszijden een minder duidelijke lengtestreep; over de spiracula een witte lengtestreep, die aan de bovenrand een zwarte of donkerbruine zoom heeft en waaronder het lichaam geelachtig groen is; kop bruin met onduidelijke tekening.
Bij de variabele herfstuil (A. lychnidis) ontbreekt de onvolledige zwarte dwarslijn in het wortelveld en de vlekken langs de voorrand van de voorvleugel zijn donkerbruin of zwartachtig, maar nooit intens zwart. De niervlek is over het algemeen smaller en de ringvlek is kleiner en vaak langgerekt.
variabele herfstuil
Agrochola lychnidis
NOCTUIDAE: Hadeninae
Juli-oktober in één generatie. De vlinders komen zowel op licht als op smeer en bezoeken overrijpe bramen en bloemen van klimop.
Rups: april-juni. De rups, die vooral ´s nachts actief is, eet eerst van kruidachtige planten en later ook van bladeren van laaghangende takken van verschillende soorten loofbomen. De rups maakt een cocon in de grond en verpopt zich daarin ongeveer zes weken later. De soort overwintert als ei.
Diverse kruidachtige planten en loofbomen, waaronder moerasspirea, zuring, silene, eik, wilg en meidoorn.
Loofbossen, heiden, moerassen, struwelen, parken en tuinen.
Een zwerver die verspreid over het land slechts heel af en toe wordt waargenomen.
Zeldzaam in Luik, Luxemburg en Namen.
Europa en Voor-Azië. Zuidelijk tot Zuid-Spanje, Sicilië, Griekenland, en Libanon. Naar het noorden tot Noord-Schotland, Midden-Noorwegen, Midden-Zweden en Zuid-Finland. Opgaven uit Marokko zijn i.v.m. verwisselingsgevaar met A. meridionalis (Staudinger, 1871) niet betrouwbaar.
De herfstuilen vliegen in het najaar.
Zwarte vlekken bepalen de herkenbaarheid van deze soort. Zie ook bij 'toelichting wetenschappelijke naam'.
Agrochola: agros is een veld, de grondkleur en khole is bitterheid, gal, de kleur van gal: groen- of, zoals hier, geelachtig; naar de kleur van een aantal van deze soorten.
litura: litura is een veeg op een wassen schrijftablet, een smerige vlek. Wijzend op de vier zwarte vlekjes langs de vleugelvoorrand. Er wordt bedoeld dat deze vlekken uitwissen, onleesbaar maken wat eronder 'geschreven' staat.
Actualiteiten
Ontdek meerBlijf op de hoogte
Ontvang vlindernieuwsWord donateur
Steun De Vlinderstichting
spitsvleugelgrasuil
Mythimna straminea
nunvlinder
Orthosia gothica
late heide-uil
Xestia agathina
agaatvlinder
Phlogophora meticulosa
donkere aarduil
Spaelotis ravida
tweekleurige heremietuil
Ipimorpha subtusa