Vrij algemeen. Komt verspreid over het land lokaal voor, vooral op de kleigronden en in het rivierengebied. RL: bedreigd.
Voorvleugellengte: 15-18 mm. Deze uil is variabel, maar meestal goed te herkennen. De enigszins puntige voorvleugel heeft een kastanjebruine of roodachtig bruine grondkleur, maar kan meer geelachtig zijn of juist donkerder en grijsachtig. De donkere ringvlek is klein en langgerekt; de niervlek is meestal donker en smal. Aan de binnenzijde van de golflijn bevindt zich langs de voorrand meestal een donkerbruine of zwartachtige korte schuine streep of wigvormige vlek. Meestal bevinden zich in het middenveld enkele zwakkere zwarte vlekken langs de voorrand; de voorrand zelf is soms witachtig van kleur, wat het beste is te zien vanaf de kopzijde. Sommige exemplaren hebben een zwakke tekening, andere hebben opvallende lichte of donkere dwarslijnen en licht gekleurde aders.
Tot 45 mm; lichaam bleek purperachtig bruin of helder groen; de groene vormen hebben smalle, gele ringen tussen de segmenten; over de rug drie onduidelijke, donkere lengtestrepen; onder de lijn van de spiracula een brede gele lengteband; kop groen of bruin.
Zie de zwartgevlekte herfstuil (A. litura), de roodachtige herfstuil (A. helvola), de roodbruine herfstuil (A. nitida) en de maansikkeluil (A. lunosa). Zie in dit bestand van Wim Veraghtert van Natuurpunt.be de verschillen tussen variabele maansikkeluil en variabele herfstuil.
roodachtige herfstuil
Agrochola helvola
NOCTUIDAE: Hadeninae
roodbruine herfstuil
Agrochola nitida
NOCTUIDAE: Hadeninae
zwartgevlekte herfstuil
Agrochola litura
NOCTUIDAE: Hadeninae
maansikkeluil
Agrochola lunosa
NOCTUIDAE: Hadeninae
Begin september-half november in één generatie. De vlinders komen zowel op licht als op smeer en bezoeken overrijpe bramen en bloemen van klimop.
Rups: maart-juli. De rups, die vooral ´s nachts actief is, eet eerst van kruidachtige planten en later ook van verschillende soorten loofbomen en struiken. De rups maakt een losse cocon in de grond en verpopt zich daarin enkele weken later. De soort overwintert als ei.
Diverse kruidachtige planten, waaronder boterbloem, klaver en vogelmuur; ook grassen, loofbomen en struiken, waaronder vooral meidoorn.
Loofbossen, heiden, graslanden, struwelen, parken en tuinen.
Vrij algemeen. Komt verspreid over het land lokaal voor, vooral op de kleigronden en in het rivierengebied. RL: bedreigd.
In Vlaanderen zeldzaam in de Leemstreek (van de Vlaamse Ardennen tot Haspengouw) en West-Vlaanderen; daarbuiten nagenoeg ontbrekend. In Wallonië wijdverbreid in alle provincies.
Van Noordwest-Afrika (Marokko, Tunesië) door heel Zuid- en Midden-Europa. Noordelijk tot Schotland, Denemarken, Zuid-Zweden en Polen. In Azië tot de Kaukasus, Armenië, Iran en Israël.
De herfstuilen vliegen in het najaar.
De grondkleur van deze herfstuil is tamelijk variabel.
Agrochola: agros is een veld, de grondkleur en khole is bitterheid, gal, de kleur van gal: groen- of, zoals hier, geelachtig; naar de kleur van een aantal van deze soorten.
lychnidis: Lychnis is het plantengeslacht koekoeksbloem met waarschijnlijk wel een paar voedselplanten van deze zeer polyfage soort.
Blijf op de hoogte
Ontvang vlindernieuwsWord donateur
Steun De Vlinderstichting
zilvervenster
Autographa bractea
witvlek-silene-uil
Hadena albimacula
boksbaardvlinder
Amphipyra tragopoginis
diana-uil
Griposia aprilina
hazelaaruil
Colocasia coryli
gelijnde grasuil
Tholera decimalis