gewone bronlibel Cordulegaster boltonii

Familie

bronlibellen (Cordulegastridae)

Zeldzaamheid

Zeer zeldzaam

Rode lijst

bedreigd

Meer foto's

Levenswijze

Levenscyclus

Het larvenstadium duurt lang. Bij gunstige omstandigheden kan de soort na twee winters al uitsluipen, maar meestal overwintert de soort drie of vier keer, soms zelfs vijf keer. Uitsluipen gebeurt van eind mei tot begin augustus, met de hoogste aantallen tussen half juni en half juli.

De Larvenhuidjes zijn meestal tot ong. een halve meter boven het water in de oeverzone te vinden op boompjes of oeverplanten. Vaak ook onder bruggen.

Na de paring keert het wijfje alleen naar de beek terug. Ze zet de eieren af op een stille modderige of zandige plek in de bedding. Ze buigt het achterlijf daarbij rechtstandig omlaag en prikt met de opvallend gevormde ovipositor op en neer dansend haar eieren in de beekbodem. Het achterlijf kan daarbij tot de helft onder water gaan. Het leggen gebeurt midden overdag vaak op beschaduwde plekken onder struiken.
De eieren zijn ovaal in de vorm van een kippenei, 0,7 x 0,5 mm groot.

Leefomgeving van de larve

De larven leven grotendeels ingegraven in het bodemsubstraat van de beek, op stroomluwe plaatsen. Ze worden vooral aangetroffen op plekken waar fijn zand, slib en een laagje detritus is afgezet. Verscholen in dit materiaal wordt passief gejaagd op voorbijkomende waterbeestjes. Ingegraven in de bodem kunnen de larven een korte tijd van droogte overleven.

Biotoop

In Nederland bewoont de Gewone bronlibel (C.boltonii) bronbeekjes of beschaduwde bovenlopen van ongestoorde laaglandbeken. Deze bronbeekjes van een halve tot een meter breed zijn schoon, worden door kwel gevoed en hebben een zandige, fijnkiezelige en soms slibrijke bodem. De enige populaties bevinden zich in de Meinweg, bij Koningsbosch (beide in Midden-Limburg) en begin deze eeuw zijn er tweepopulaties in Noord-Brabant ontdekt. De biotopen langs de Rode Beek en de Venbeek (beide in de Meinweg) wijken hier enigszins van af. De Rode Beek varieert in breedte van 2-6 m. De Venbeek is een gegraven, rechte en diep ingesneden afwateringssloot die door een open agrarisch gebied loopt. Het grootste deel van het jaar is het water onbeschaduwd. In de loop van het seizoen wordt het water beschaduwd door ontwikkeling van Riet (GERAEDS, 2007). Hermans (1992) geeft een uitgebreide beschrijving van de biotoop in de Meinweg.
De Nederlandse en de buitenlandse biotoop komen sterk overeen.
Ook in het buitenland bestaat de biotoop uit bovenlopen van heldere beken, riviertjes in laagland of heuvelachtig terrein en bron- of kwelgebieden in venen of moerassen (De Knijf & Anselin 1996, Schorr 1990).
 
Overgenomen (met toestemming) uit:

Verspreiding

Vliegtijd

Benaming

Engelse naam

Common Goldenring, Golden-ringed Dragonfly

Duitse naam

Zweigestreifte Queljungfer

Franse naam

Cordulégastre annelé

Oud Nederlandse naam

kapitein

Meer

Toelichting wetenschappelijke naam

(Gr.) kordyle=knots, gaster=buik; duidt op de vorm van het achterlijf
boltonii=vernoemd naar James Bolton, een Brits kunstenaar en natuurvorser die het eerste exemplaar van Cordulegaster boltonii verzamelde

Auteursnaam en jaartal

(Donovan, 1807)

Herkenning

Kenmerken

Lengte: 74-85 mm. Grootste libel van Nederland, grootste exemplaren ietsje groter dan de grote keizerlibel. Vrouwtjes gemiddeld groter dan mannetjes. Achterlijf zwart, met op de meeste segmenten twee gepaarde gele vlekjes (midden op segment) en twee gepaarde kleine gele streepjes (bij achterrand segment). Borststuk zwart met gele strepen. Ogen groen. Kenmerkend voor de familie bronlibellen is dat de ogen elkaar bovenop de kop slechts in één punt raken.

  • Mannetje: duidelijke knotsvormige verbreding van het achterlijf, ter hoogte van segmenten 7-9.
  • Vrouwtje: lange legschede, die duidelijk voorbij het uiteinde van het achterlijf steekt.

Gelijkende soorten

Gelijkende soorten:

Vrouwtjes van de blauwe glazenmaker. In Zuid- en Zuidoost-Europa komt de sterk gelijkende zuidelijk bronlibel voor. Deze soort is in België en Duitsland tot vlakbij de Nederlandse grens waargenomen!

Meer over gelijkende soorten:

Vrouwtjes van de blauwe glazenmaker zijn ook groot en hebben eveneens een lichaamstekening van gelige vlekjes op een donkere achtergrond. Bovendien vliegen ze soms net als gewone bronlibellen boven schaduwrijke beekjes. Bij de blauwe glazenmaker is de vlekkentekening echter uitgebreider en meestal groenig in plaats van echt geel. Vooral bij de achterlijfspunt is de tekening zeer uitgebreid (‘lantaarntje’). Bovendien raken de ogen elkaar bovenop de kop over een langere afstand dan bij de gewone bronlibel. De zuidelijke bronlibel (nog niet waargenomen in Nederland) heeft wel de gepaarde gele vlekjes midden op de segmenten, maar op segmenten 5-8 ontbreken de kleine gele streepjes aan de achterrand. Verder zijn er subtiele verschillen in de tekening op de zijkant van het borststuk, zijkant van het achterlijf en op het voorhoofd. Ook de vorm van de achterlijfsaanhangselen verschilt (mannetjes).

Uiterlijk van de larve

Lengte: 35 - 47 mm.
Groot tot zeer grote larve. Labiale palp met karakteristieke diepe en onregelmatige tanden. Op de larvehuidjes zijn vaak de zijdoornen moelijk te zien doordat ze vaak aangekoekt zijn met modder en detritusdeeltjes.

Verwarring met andere larven

Door karakteristieke kenmerken in Nederland geen soorten waar verwarring mee mogelijk is. Wel met de in het buitenland voorkomende zuidelijke bronlibel. Deze laatste heeft echter geen zijdoornen.

Gelijkende soorten

Bescherming

Wet natuurbescherming

Deze libel is beschermd volgens de Wet natuurbescherming.

Concrete bedreiging

• Larven van de gewone bronlibel hebben een zeer hoge zuurstofbehoefte. De soort reageert dan ook sterk op factoren die de zuurstofverzadiging van het beekwater negatief beïnvloeden, zoals verrijking met voedingsstoffen vanuit de landbouw.
• Verdroging zorgt vaak voor problemen. De stroomsnelheid neemt dan af, waardoor de zuurstofverzadiging met name in de zomermaanden drastisch kan teruglopen. Bovendien neemt de gunstige invloed van kwelwater af die in veel beken aanwezig is. In ernstige gevallen van verdroging valt de beek (plaatselijk) droog, wat door jonge larven slecht wordt verdragen.
• Normalisering van beken is schadelijk doordat de variatie in stroomsnelheid afneemt en ook het aanbod aan geschikte microhabitats voor de larven drastisch afneemt.
• Opschoning van de beek werkt negatief, omdat dit de variatie in stroomsnelheid en sedimentatie (‘micromeandering’) beperkt. Bij het verwijderen van bodemslib kunnen larven worden meegenomen.
• Maaien of anderszins aantasten van de oevervegetatie kan eveneens leiden tot vermindering van de variatie in stroomsnelheid en oeverdynamiek.

Aanbevolen beheersmaatregel

• Niets doen is het beste advies voor beken die een natuurlijke morfologie, watervoering en vegetatie hebben.
• Terugdringen van organische belasting is van belang voor een hoge zuurstofverzadiging van het beekwater. Bemesting van omliggende landbouwgronden moet worden verminderd en riooloverstorten moeten zijn afgekoppeld. Eventueel kunnen helofytenfilters of bufferzones worden aangelegd op plaatsen waar vervuild water uitkomt op de beek.
• Bestrijden van verdroging kan plaatsvinden door de afvoer van grond- en regenwater in het inzijggebied van de beek te vertragen. Peilbeheer van de beek met kunstwerken kan in sommige gevallen uitkomst bieden.

Verspreiding in Nederland in vier perioden

Habitat

Schone, zuurstofrijke bovenlopen van beken, vaak met veel schaduw.

Blijf op de hoogte

Ontvang vlindernieuws

Projecten

Soorten uit dezelfde familie bronlibellen (Cordulegastridae)

alle soorten uit deze familie