gewone pantserjuffer Lestes sponsa

De algemeenste pantserjuffer.
Familie
pantserjuffers (Lestidae)
Onderfamilie
Lestinae
Genus
Lestes
Onderorde
Juffers - Zygoptera
Zeldzaamheid

Zeer algemeen.

Rode Lijst
thans niet bedreigd

Verspreiding
Vliegtijd
Kenmerken

35-39 mm. Lichaam grotendeels metaalgroen tot koperkleurig. Achterhoofd geheel donker. Geen duidelijke lichte schoudernaadstreep. Pterostigma’s donker gekleurd. Mannetjes: indien uitgekleurd met blauwgrijze berijping op achterlijfspunt (segment 9, 10) en basis van het achterlijf (segment 1 en voorste deel van 2). De berijping op segment 2 is niet scherp begrensd, waardoor een vage overgang naar het glimmende achterlijf ontstaat. Vrouwtjes: legapparaat heeft ‘normale’ proporties. De top reikt ongeveer tot aan de achterrand van segment 10 (aanhangsels niet meerekenen). Zijlobben van het halsschild geheel licht gekleurd, zonder donkere tekening.

Mannetje: de onderste achterlijfsaanhangsels zijn recht en niet afgeplat. Ze lopen schuin naar elkaar toe, niet in de vorm van een tang. Let op: de bovenste achterlijfsaanhangsels zijn bij alle pantserjuffers tangvormig!

Gelijkende soorten

Gelijkende soorten:

Andere pantserjuffers, vooral tangpantserjuffer.

Meer over gelijkende soorten:

De tangpantserjuffer lijkt sterk op de gewone pantserjuffer en beide soorten komen vaak op dezelfde plaats voor. De gewone pantserjuffer is dan meestal in de meerderheid, maar bij uitdrogende plasjes kan dit omgedraaid zijn. Op het eerste gezicht kan de tangpantserjuffer eruit worden gehaald door het robuustere uiterlijk: ze zijn iets groter en vooral massiever gebouwd. De ogen van de mannetjes zijn vaak feller blauw dan bij de gewone pantserjuffer. Voor een zeker determinatie moet echter meer in detail gekeken worden. Twee kenmerken werken dan het beste voor mannetjes: de scherpe grens van de blauwe berijping aan het begin van het achterlijf bij tangpantserjuffer (vage overgang bij gewone pantserjuffer) en de vorm van de onderste achterlijfsaanhangselen (zie Detailkenmerken). Vrouwtjes tangpantserjuffer zijn het beste van gewone pantserjuffers te onderscheiden door het legapparaat, dat buitenproportioneel groot is.
De tengere pantserjuffer is kleiner dan de gewone pantserjuffer en heeft een tweekleurig achterhoofd met scherpe grens tussen groen en geel. Bovendien krijgen de mannetjes geen blauwe berijping aan het begin van het achterlijf.
De zwervende pantserjuffer heeft tweekleurige pterostigma’s (uitgekleurde dieren), een tweekleurig achterhoofd en de mannetjes krijgen helemaal geen berijping op het achterlijf.

zwervende pantserjuffer
Lestes barbarus
Lestidae: Lestinae

tangpantserjuffer
Lestes dryas
Lestidae: Lestinae

tengere pantserjuffer
Lestes virens
Lestidae: Lestinae

houtpantserjuffer
Chalcolestes viridis
Lestidae: Lestinae

grote roodoogjuffer
Erythromma najas
Lestidae: Lestinae

Uiterlijk van de larve

Lengte: 24 - 31 mm. waarvan de achterlijfaanhangsels, procten, 8 - 9 mm. De procten hebben een afgeronde uiteinde met 3 of 4 banden. Ze hebben een gesteelde vangmasker, prementum, met een lange dunne hals.

Verwarring met andere larven

Door de lange dunne hals van het gesteelde vangmasker, karakteristiek voor Lestes soorten, is deze soort goed te onderscheiden van andere juffersoorten, behalve dan de vertegenwoordigers uit het geslacht Lestes. De larve lijkt dan ook veel op de larve van de tengere pantserjuffer. De gewone pantserjuffer is gemiddeld iets groter dan de tengere pantserjuffer maar dit is moeilijk waarneembeer, het verschil is met de microscoop wel te zien aan het aantal borstelharen die aan de beweeglijke tand zitten op het vangmasker. De gewone pantserjuffer heeft er 2, de tenger pantserjuffer 3

Levenscyclus

De overwintering gebeurt als ei. De eieren komen in het vroege voorjaar uit, waarna de larvale fase binnen twee maanden kan worden afgerond. De larven sluipen uit van half mei tot eind augustus.

Larvenhuidjes zijn variabel van kleur. De larvenhuidjes zijn te vinden op waterplanten in de oeverzone, maximaal enkele decimeters hoog.
Leefomgeving van de larve

In de oeverzone, tussen water- en oeverplanten.

Habitat

Vennen, duinplassen, overige plassen, laagveen. Soms ook bij stromend water of brak water. Bredere habitatvoorkeur dan andere pantserjuffers. Voorkeur voor plaatsen met wisselende waterstand, maar minder uitgesproken dan bij andere pantserjuffers. Kan bij verzuurde vennen zeer hoge dichtheid bereiken.

Biotoop

De gewone pantserjuffer komt voor in sterk uiteenlopende watertypen. De voorkeur gaat echter uit naar ondiepe, af en toe droogvallende, stilstaande wateren met een brede vegetatiezone. Grote populaties worden vooral aangetroffen bij zure voedselarme wateren. Soms vindt ook voortplanting plaats in zwakstromende en licht brakke wateren. Op de zandgronden komt de soort vaak massaal voor bij vennen en hoogveenrestanten, maar ook bij greppels en ijsbaantjes. De soort is in Zuid-Limburg bij poelen aangetroffen. In de laagveenmoerassen wordt de soort, indien aanwezig, vooral bij krabbescheervelden (Stratiotesaloides) aangetroffen (De Groot 1995a, 1997). Minder hoge aantallen komen voor bij ondiepe duinplassen. Op een aantal plaatsen in westelijk Nederland komt de soort voor op locaties waar zand is opge-spoten, vaak bij plasjes langs snelwegen. In het agrarisch gebied van Zuid-Holland leeft L.sponsa vooral in de heldere, door kwel gevoede watergangen met een rijke moeras- en watervegetatie (Mostert 1998). In Zuid-Europa is L.sponsa een bergsoort die vooral voorkomt boven de 1000 m. Hij is één van de weinige Europese soorten die op grote hoogte algemeen kan zijn (Jödicke 1997).
 
Overgenomen (met toestemming) uit:

Vliegtijd en gedrag

Van half mei tot half oktober, hoogste dichtheid in juli en augustus. Net als andere pantserjuffers is de soort vaak te vinden in kniehoge vegetatie van bijvoorbeeld pijpenstrootje of pitrus. Eitjes worden boven de waterspiegel afgezet op moeras- en oeverplanten, meestal in levend materiaal.

Mobiliteit

Een mobiele soort, net als andere pantserjuffers.

In Nederland
Ja
Regionaal

In vrijwel heel Nederland aan te treffen. Zwaartepunt van de verspreiding ligt in Oost-Nederland, waar de soort vooral bij vennen zeer algemeen is. Ook bij verzuurde vennen kan de soort een zeer hoge dichtheid bereiken. In het westen van het land vooral in de duinen en in laagveengebieden. Duidelijk zeldzamer in zeekleigebieden.

Europa

Komt voor in een groot deel van Europa, inclusief de zuidelijke helft van Scandinavië en geheel Groot-Brittannië en Ierland. Zeldzaam rond de Middellandse Zee en de zuidelijke Balkan, ontbreekt in Portugal.

Mondiaal

Oostelijk tot in Japan, niet in Afrika.

Zeldzaamheid

Zeer algemeen

Trends

Een matige afname in de periode 1999-2006.

Verspreiding in Nederland in vier perioden
voor 1950
1950 - 1979
1980 - 1999
2000 - 2015
Engelse naam
Common Spreadwing. Emerald Damselfly
Duitse naam
Gemeine Binsenjungfer
Franse naam
Leste fiancé
Toelichting wetenschappelijke naam

(Gr.) lestes=rover; ook veel gebruikt als achtervoegsel
(L.) sponsa=verloofde, uitgehuwelijkte, bruid

Auteursnaam en jaartal
(Hansemann, 1823)

Nieuws

Blijf op de hoogte

Ontvang vlindernieuws

Projecten

  • Meetnet Libellen Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit · maart 2017

Soorten uit dezelfde familie pantserjuffers (Lestidae)

noordse winterjuffer
Sympecma paedisca

tengere pantserjuffer
Lestes virens

houtpantserjuffer
Chalcolestes viridis

bruine winterjuffer
Sympecma fusca

gewone pantserjuffer
Lestes sponsa

tangpantserjuffer
Lestes dryas

alle soorten uit deze familie