variabele waterjuffer Coenagrion pulchellum

Algemeenste blauwe juffer in laag-Nederland.
Familie
waterjuffers (Coenagrionidae)
Onderfamilie
Coenagrioninae
Genus
Coenagrion
Onderorde
Juffers - Zygoptera
Zeldzaamheid

Zeer algemeen, vooral in laagveengebieden en veenweidegebieden.

Rode Lijst
thans niet bedreigd

Verspreiding
Vliegtijd
Kenmerken

Lengte: 34-38 mm. Lange en vooral slanke waterjuffer, waarvan zowel de mannetjes als vrouwtjes variabel getekend zijn.

  • Mannetje: zeer slank achterlijf. De hoeveelheid blauw op het achterlijf varieert van bijna zo veel als azuurwaterjuffer, tot slechts kleine blauwe vlekjes. Op segment 2 staat meestal een Y-vormige figuur, die met de achterrand van het segment verbonden is. De schouderstrepen zijn meestal onderbroken, in de vorm van een uitroepteken.
  • Vrouwtje: zeer variabel. Vaak vrij veel blauw op het achterlijf, terwijl lichte delen op borststuk meestal groenig zijn. Aan de andere kant van het spectrum staan groene vrouwtjes met een geheel donkere achterlijfsrug. Beste kenmerk is de vorm van het halsschild (zie Detailkenmerken).

Halsschild mannetje en vrouwtje identiek: achterrand M-vormig, waardoor drie ongeveer even grote lobben ontstaan.

Gelijkende soorten

Gelijkende soorten:

Andere waterjuffers, vooral azuurwaterjuffer.

Meer over gelijkende soorten:

Door de grote variatie in uiterlijk kunnen variabele waterjuffers sterk op andere soorten lijken. Verwarring met de azuurwaterjuffer komt het meeste voor. Doorgaans hebben mannetjes variabele waterjuffer meer zwart op het achterlijf en onderbroken schouderstrepen. Dit geldt echter niet voor de zeldzame vorm puellaformis, die sterk op de azuurwaterjuffer lijkt. Zekerheid over de determinatie kan dan verkregen worden door te kijken naar de vorm van de achterrand van het halsschild (zowel bij mannetjes als bij vrouwtjes): deze is bij de variabele waterjuffer dieper ingesneden dan bij de azuurwaterjuffer. De mannetjes van andere waterjuffersoorten zijn duidelijk minder lang en slank dan de variabele waterjuffer. De mannetjes van speerwaterjuffer en maanwaterjuffer hebben groen op de onderkant van kop en borststuk, variabele waterjuffers niet.
Vrouwtjes variabele waterjuffer zijn het best van andere soorten te onderscheiden aan de hand van de vorm van het halsschild.

watersnuffel
Enallagma cyathigerum
Coenagrionidae: Coenagrioninae

speerwaterjuffer
Coenagrion hastulatum
Coenagrionidae: Coenagrioninae

kanaaljuffer
Erythromma lindenii
Coenagrionidae: Coenagrioninae

gaffelwaterjuffer
Coenagrion scitulum
Coenagrionidae: Coenagrioninae

donkere waterjuffer
Coenagrion armatum
Coenagrionidae: Coenagrioninae

maanwaterjuffer
Coenagrion lunulatum
Coenagrionidae: Coenagrioninae

mercuurwaterjuffer
Coenagrion mercuriale
Coenagrionidae: Coenagrioninae

azuurwaterjuffer
Coenagrion puella
Coenagrionidae: Coenagrioninae

Uiterlijk van de larve

Lengte: 17 - 20 mm; waarvan de achterlijfaanhangsels, procten, 5 - 6 mm. Een vrij kleine larve met relatief lange procten vaak met een donkere band op de nodaallijn. Meestal zijn de buikplaten (sternieten) op de eerste drie segmenten van het achterlijf en de achterste buikplaat van de borst (poststernem) donker en gevlekt.

Verwarring met andere larven

Lijkt sterk op azuurwaterjuffer, deze hebben vaak geen band over de nodaallijn, verder ook op watersnuffel en gaffelwaterjuffer. Verschillen zijn moeilijk te zien met het blote oog, verschillen zitten vaak in de stand van de borstelharen op het prementum.

Levenscyclus

Een, soms twee jaar. De uitsluippiek ligt in mei en juni.

Larvenhuidjes zijn vaak te vinden tot enkele decimeters hoog op planten in de oever of op emerse vegetatie

Leefomgeving van de larve

Tussen waterplanten en op de bodem.

Habitat

Allerlei stilstaande, voedselrijke wateren met veel waterplanten. Vooral talrijk in laagveengebieden.

Biotoop

De Variabele waterjuffer komt voor bij meer of minder voedselrijke, stilstaande wateren met veel water- en oeverplanten, zoals sloten, poelen, plassen en vennen. Bij zwak-stromende wateren bezet de soort de verlandende delen met een rijke oevervegetatie en ondergedoken waterplanten. In homogene rietkragen wordt C.pulchellum zelden aangetroffen. Sterk verlande wateren waar geen open wateroppervlakte meer zichtbaar is worden gemeden, evenals met kroos dichtgegroeide sloten (Mostert 1998). Ook bij de Grote Rivieren is de soort waargenomen, onder andere tussen de kribben waar veel fonteinkruiden (Potamogeton sp.) groeien.
De hoogste aantallen komen voor in beschutte, ondiepe sloten en petgaten in laagveenmoerassen. Goed ontwikkelde krabbescheervegetaties (Stratoites aloides) behoren tot de meest geschikte biotopen. In laagveenmoerassen duidt het voorkomen van de soort op een redelijke waterkwaliteit. Hier kan hij in hoge dichtheid als een ‘gidssoort’ gezien worden voor de aanwezigheid van kritische libellensoorten als Brachytronpratense en Aeshnaisoceles (De Groot 1995). Op zandgrond komt C.pulchellum minder voor dan de verwante C.puella en meestal in lagere dichtheden. Een uitzondering hierop lijken wateren te zijn die onder invloed staan van kwel (Heeffer & Swinkels-Verpraet 1993, Peters et al. 1985, Wasscher & Van Velzen 1998). De variabele waterjuffer komt weinig voor bij zuur, voedselarm water. De waarnemingen uit hoogveengebieden zijn afkomstig van relatief voedselrijke, minder zure wateren. Waarschijnlijk is voor het voorkomen de voedselrijkdom bepalender dan de zuurgraad (De Groot 1997a, Heeffer & Swinkels-Verpraet 1993, Peters et al. 1985, Schorr 1990, Wasscher 1992b).

Overgenomen (met toestemming) uit:

 

Vliegtijd en gedrag

Eind april tot begin september, hoogste dichtheden in eerste helft van juni. Kan met name in laagveenmoerassen massaal voorkomen. Verse imago’s houden zich op in kruidenvegetaties en riet. Eiafzet gebeurt in tandem en vaak groepsgewijs. Meestal worden drijvende waterplanten gebruikt.

Mobiliteit

Beperkt. Slechts af en toe worden zwervers aangetroffen op grotere afstand van geschikte voortplantingshabitat.

In Nederland
Ja
Regionaal

Kan in heel Nederland worden aangetroffen, maar is vooral talrijk op de veengronden (laagveengebieden, veenweidegebieden, enz.).

Europa

Komt in de meeste Europese landen voor. Niet Portugal, nauwelijks in Spanje en niet in Midden- en Noord-Scandinavië. Zeldzaam in de Balkan. Vergeleken met de azuurwaterjuffer is de variabele waterjuffer in Europa veel zeldzamer.

Mondiaal

Oostelijk tot in Siberië. Niet in Afrika.

Zeldzaamheid

Zeer algemeen.

Trends

Matige afname in de periode 1999-2006.

Verspreiding in Nederland in vier perioden
voor 1950
1950 - 1979
1980 - 1999
2000 - 2015
Aanbevolen beheersmaatregel

Speciale beschermingsmaatregelen zijn voor deze soort niet nodig, maar door de ontwikkeling van een gevarieerde vegetatie van oeverplanten en drijvende planten kunnen populaties worden versterkt.

Engelse naam
Variable Bluet, Variable Damselfly
Duitse naam
Fledermaus-Azurjungfer
Franse naam
Agrion joli
Oud Nederlandse naam
blauwnaaldje
Toelichting wetenschappelijke naam

Gr.) koinos=gewoon, algemeen, gemeenschappelijk met achtervoegsel agrion; agrion is vermoedelijk afgeleid van (Gr.) agrios (wild, landelijk) of agreus (jager); veel gebruikt achtervoegsel voor juffers
(L.) pulchellum, pulcellus=mooi, lieflijk, leuk; verkleinwoord van pulcher=mooi, prachtig

Auteursnaam en jaartal
(Vander Linden, 1825)
Vormen

De vorm puellaeformis lijkt sterk op de azuurwaterjuffer, doordat de “Y” op segment 2 is gereduceerd tot een “U”.


Projecten

  • Meetnet Libellen Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit · maart 2017

Soorten uit dezelfde familie waterjuffers (Coenagrionidae)

donkere waterjuffer
Coenagrion armatum

tengere grasjuffer
Ischnura pumilio

grote roodoogjuffer
Erythromma najas

azuurwaterjuffer
Coenagrion puella

gaffelwaterjuffer
Coenagrion scitulum

variabele waterjuffer
Coenagrion pulchellum

alle soorten uit deze familie