Vrij zeldzaam. Komt verspreid en lokaal voor in de duinen en op de zandgronden in het binnenland. RL: kwetsbaar.
Voorvleugellengte: 14-16 mm. Deze snuituil is gemakkelijk van alle verwante soorten te onderscheiden door de warme zandbruine kleur van zowel de voor- als de achtervleugel. Op de fijn bestoven voorvleugel bevinden zich twee donkere dwarslijnen en de middenvlek is zichtbaar als een smal donker streepje. Evenals de andere snuituilen heeft deze soort een opvallende ‘snuit’, gevormd door de lange palpen.
Bij de geellijnsnuituil (Trisateles emortualis) zijn de dwarslijnen rechter en altijd lichter dan de grondkleur van de voorvleugel.
geellijnsnuituil
Trisateles emortualis
EREBIDAE: Herminiinae
Half juni-eind augustus in één generatie. De vlinders vliegen vanaf de schemering en komen zowel op licht als op smeer. Overdag zijn ze gemakkelijk op te jagen uit lage vegetatie; vaak maken ze een korte vlucht en gaan daarna op de onderzijde van een blad zitten.
Rups: augustus-juni. De rups overwintert tussen samengesponnen bladeren op de grond en daar vindt ook de verpopping plaats in een cocon.
Diverse loofbomen en struiken, waaronder eik, meidoorn en hazelaar; ook afgevallen blad.
Vooral loofbossen en kapvlakten met open zonnige plekken.
Vrij zeldzaam. Komt verspreid en lokaal voor in de duinen en op de zandgronden in het binnenland. RL: kwetsbaar.
Zeer zeldzaam in Vlaanderen. Slechts enkele recente waarnemingen uit Oost-Vlaanderen, Antwerpen, Vlaams-Brabant en Limburg. Zeldzaam in Wallonië, vooral waargenomen in Namen.
Wijdverbreid in Europa van de Atlantische kusten tot in de Oeral, van de Pyreneeën tot Zuid-Engeland en Zuid-Zweden. Naar het oosten via Klein-Azië, Siberië en Japan tot Sachalin en Korea.
De snuituilen hebben opvallend naar voren uitstekende palpen (de snuit) op de kop van de vlinder.
De grondkleur van deze soort is meer oker dan geel; de bijzondere kleur is wel kenmerkend.
Paracolax: para- is naast, vaak een gelijkenis aanduidend en kalox is een vleier; die mogelijk een deel van zijn techniek van anderen over heeft genomen. Mogelijk vanwege de onderlinge gelijkenis van de vier soorten die Hübner in dit genus opnam.
tristalis: tristis is saai, somber, naar de wat sbere kleur van de vleugels.
Actualiteiten
Ontdek meerBlijf op de hoogte
Ontvang vlindernieuwsWord donateur
Steun De Vlinderstichting
prachtpurperuiltje
Eublemma purpurina
roesje
Scoliopteryx libatrix
wit weeskind
Catephia alchymista
satijnvlinder
Leucoma salicis
gepluimde snuituil
Pechipogo plumigeralis
engelse beer
Arctia festiva