Zeer algemeen. Komt verspreid over het land voor. RL: niet bedreigd.
Voorvleugellengte: 19-23 mm. Een goed herkenbare soort die in rust de vleugels plat houdt. Het mannetje is overwegend oranje, soms meer reebruin of steenrood, het vrouwtje is meestal grijsbruin. Over de voorvleugel lopen meestal duidelijke centrale dwarslijnen; soms zijn ze vaag of onvolledig. Kenmerkend is de witachtige stip vlak bij de vleugelpunt. Zowel het mannetje als het vrouwtje heeft een klein naar buiten wijkend puntje aan de voorvleugelpunt. Het mannetje heeft brede geveerde antennen. Het vrouwtje heeft ongeveerde antennen, een iets smallere voor- en achtervleugel en de dwarslijnen zijn over het algemeen duidelijker afgetekend.
Tot 50 mm; lichaam grijs, soms met een purperen zweem, over rug en flanken een rij okerkleurige of gele vlekken; segment twaalf met een paar kegelvormige wratten op de rugzijde; kop roodachtig bruin met lichtere tekening.
Begin september-eind november in één generatie. Wordt soms in rust onder bomen en struiken of onder op een stam gevonden. De mannetjes worden na het invallen van de duisternis vaak vliegend waargenomen. Later in de nacht komen ze goed op licht, vaak met meerdere exemplaren tegelijk. De vrouwtjes komen veel minder vaak op licht.
Rups: april-juni. De rups verpopt zich in de grond. De soort overwintert als ei op de waardplant.
Diverse loofbomen, met een voorkeur voor eik. Ook sleedoorn, meidoorn en bosbes.
Vooral loofbossen; soms ook parken en tuinen met voldoende bomen.
Zeer algemeen. Komt verspreid over het land voor. RL: niet bedreigd.
Vrij algemeen in het hele land.
Heel Europa; van Noord-Afrika via het Middellandse Zeegebied en Klein-Azië tot Toerkmenistan; in het oosten tot Japan (ssp. ussuriensis Bang-Haas, 1927), in het noorden door Midden-Scandinavië. Ook in Noord-Amerika
Gepluimde spanner is een al lang bestaande naam die al gebruikt wordt door Ter Haar in 'Onze vlinders' (begin vorige eeuw).
Pluim wijst op de grote geveerde antennes van het mannetje.
Colotois: kolos is couperen, afkorten, in de groei blijven steken en otoeis is met oren of met hendels; waarschijnlijk naar de flink gereduceerde labiale palpen, tegenwoordig gezien als reukorgaan maar mogelijk door Hübner beschouwd als gehoororgaan.
pennaria: penna is een veer, vanwege de sterke veervorm van de antennen.
Actualiteiten
Ontdek meerBlijf op de hoogte
Ontvang vlindernieuwsWord donateur
Steun De Vlinderstichting
kornoeljespanner
Asthena anseraria
witvlekbosrankspanner
Melanthia procellata
gele kustspanner
Aspitates ochrearia
witvlekspikkelspanner
Parectropis similaria
bruinbandspanner
Scotopteryx chenopodiata
geringde spikkelspanner
Cleora cinctaria