Van het rood spikkeldikkopje is in ons land slechts eenmaal een mannetje gevangen in Overveen (Noord-Holland), waarschijnlijk tussen 1890 en 1900.
Voorvleugellengte: circa 13 mm. Op de bovenkant van de voorvleugel bevinden zich duidelijk afgezette witte vlekken. De lichte vlek in de middencel is duidelijk rechthoekig. De vlekken op de bovenkant van de achtervleugel zijn lichtbruin tot geelachtig en in twee rijen geordend; meestal zijn deze vlekken enigszins onscherp. De onderkant van de achtervleugel is olijfkleurig tot roodachtig bruin; de grote witte vlekken vormen hier geen aaneengesloten band en de witte vlekjes langs de achterrand zijn zeer klein.
Eind juli-eind augustus in één generatie. De vlinders voeden zich met nectar van verschillende kruiden.
Rups: eind maart-eind juli. De soort overwintert als ei.
Vooral vijfvingerkruid.
Droge warme graslanden op hellingen, waar de waardplant op enigszins verstoorde plaatsen groeit.
Van het rood spikkeldikkopje is in ons land slechts eenmaal een mannetje gevangen in Overveen (Noord-Holland), waarschijnlijk tussen 1890 en 1900.
Het rood spikkeldikkopje wordt in de literatuur vermeld als honkvast.
De soort staat als kwetsbaar op de Europese Rode Lijst.
Het rood spikkeldikkopje komt uitsluitend in Europa voor in een relatief klein gebied tussen Zuid-Duitsland en Noord-Spanje. In België is de soort nooit waargenomen; de enige Nederlandse waarneming is de meest noordelijke.
Pyrgus: purgos is een toren op een muur, kantelen. Waarschijnlijk wordt de geblokte franje bedoeld. Ook zou mogelijk zijn dat het een vorm is van Pyrgi, een stad in de Peloponneses; dit is echter onwaarschijnlijk daar Hübner nooit aardrijkskundige namen gebruikte.
Actualiteiten
Ontdek meerBlijf op de hoogte
Ontvang vlindernieuwsWord donateur
Steun De Vlinderstichting
bont dikkopje
Carterocephalus palaemon
bretons spikkeldikkopje
Pyrgus armoricanus
aardbeivlinder
Pyrgus malvae
dwergdikkopje
Thymelicus acteon
kaasjeskruiddikkopje
Carcharodus alceae
groot dikkopje
Ochlodes sylvanus