Scheefbloemwitje Pieris mannii

Een nieuwkomer met een voorkeur voor (rots)tuintjes met scheefbloem en moestuintjes met rucola.
Familie
witjes (PIERIDAE)
Onderfamilie
Pierinae / Pieris mannii
Groep
Dagvlinder
Hoe moeilijk te herkennen
(moeilijk tot zeer moeilijk te determineren)
Zeldzaamheid

Het scheefbloemwitje is een relatief nieuwe soort in Nederland. In 2015 werden de eerste waarnemingen gedaan in Limburg. Inmiddels komt deze soort in het hele land voor, al is het aantal waarnemingen in het noorden nog wat lager. Ze worden vooral in tuinen gezien, maar dat kan ook te maken hebben met de aanwezigheid van de belangrijkste waardplanten voor de rups in veel tuinen. Buiten tuinen wordt vooral grote zandkool (de wilde vorm van rucola) als waardplant gebruikt.

Als u een scheefbloemwitje denkt te zien, geef de waarneming door via Waarneming.nl of Telmee en doe er altijd even een foto bij, het liefst van de bovenzijde.

Rode lijst
nieuwkomer

Verspreiding
Vliegtijd
Kenmerken vlinder

Verschillen tussen het klein koolwitje en het scheefbloemwitje: bij het klein koolwitje is de zwarte vlek op de voorvleugel rond, bij het scheefbloemwitje rechthoekig en groot. Achterkant middenstip is hol; trek je een gedachtenlijntje tussen die vlek en de rand van de zwarte puntvlek, dan loopt die schuin naar boven bij het klein koolwitje en min of meer recht bij het scheefbloemwitje; de vleugelpunt van het klein koolwitje is spits, bij het scheefbloemwitje is hij meer afgerond. Voor de onderkant: bij het scheefbloemwitje is de bestuiving aan beide kanten van de middencel ongeveer even dicht, terwijl die bij het klein koolwitje aan de onderrand van de middencel duidelijk verdicht is.

Gelijkende soorten vlinder

Het scheefbloemwitje lijkt op klein koolwitje en groot koolwitje, allebei zeer algemene soorten in Nederland.

Alle drie de soorten hebben een zwart tot grijze vleugelpunt. Bij het klein koolwitje is die meestal recht afgesneden en vrij klein. Bij het groot koolwitje is die zwarte punt juist groot en ver naar beneden toe doorlopend. Het scheefbloemwitje zit daar precies tussenin.

Bekijk een uitgebreide beschrijving van de verschillen

Als je een denkbeeldig lijntje trekt tussen de bovenkant van de zwarte stip op de vleugel naar de onderkant van de zwarte vleugelpunt loopt dat lijntje bij klein koolwitje naar boven (en gaat dwars door een cel heen). Bij het groot koolwitje loopt die lijn duidelijk naar beneden toe en ook deze kruist cellen. Het gedachtenlijntje bij scheefbloemwitje loopt min of meer horizontaal en volgt min of meer de ader langs de cellen. Maar er zijn nog meer kenmerken. De vleugelpunt van het scheefbloemwitje is min of meer afgerond, van de andere twee koolwitjes is deze spitser. In het formaat zit ook een verschil. Het groot koolwitje is, zoals de naam al doet vermoeden, een grote vlinder, terwijl het scheefbloemwitje zelfs nog iets kleiner is dan klein koolwitje. De zwarte stip is bij klein koolwitje vaak rondachtig en veelal klein. Scheefbloemwitje heeft een forsere stip die meer vierkant is en soms, zoals bij bovenstaande vlinder uit Posterholt, zelfs wat hol is.

klein koolwitje
Pieris rapae
PIERIDAE: Pierinae

groot koolwitje
Pieris brassicae
PIERIDAE: Pierinae

Waardplanten

De waardplanten komen uit de kruisbloemenfamilie, met name uit het geslacht Iberis (scheefbloem), maar ook Sinapis en Alyssoides utriculatum.

Zeldzaamheid

Het scheefbloemwitje is een relatief nieuwe soort in Nederland. In 2015 werden de eerste waarnemingen gedaan in Limburg. Inmiddels komt deze soort in het hele land voor, al is het aantal waarnemingen in het noorden nog wat lager. Ze worden vooral in tuinen gezien, maar dat kan ook te maken hebben met de aanwezigheid van de belangrijkste waardplanten voor de rups in veel tuinen. Buiten tuinen wordt vooral grote zandkool (de wilde vorm van rucola) als waardplant gebruikt.

Als u een scheefbloemwitje denkt te zien, geef de waarneming door via Waarneming.nl of Telmee en doe er altijd even een foto bij, het liefst van de bovenzijde.

Regionaal

Tot 2008 was dit een vlinder van steile en rotsachtige berghellingen. De dichtstbijzijnde locaties lagen in de Alpen of verder weg. Toen werd hij geheel onverwacht gevonden in de buurt van Zürich, ver weg van zijn normale leefgebied. Toen bleek hij ineens heel algemeen in dorpen en steden. Een typische vindplaats: rotstuintjes met scheefbloem (of verwanten). Hij heeft deze rotstuintjes dus ontdekt als nieuw leefgebied. Vanaf dat moment gaat het snel. Dankzij vijf generaties per jaar kan de soort zich razendsnel noordwaarts uitbreiden. Dat leidt ertoe dat de vlinder in 2014 gevorderd is tot Midden Duitsland en in 2015 in Nederland. In 2017 op meerdere plaatsen in Zuid-Limburg.

Ook bij ons kan het scheefbloemwitje zich vast handhaven in dorpen met tuintjes met scheefbloem.

België

Nog niet waargenomen, maar verwacht wordt dat dit binnenkort zal gaan gebeuren.

Europa

Van oorsprong: berggebieden in Midden- en Zuid Europa. Vanaf 2008 zich snel uitbreidend in noordelijke richting via het Rijndal. In 2015 gevorderd tot een lijn van Maastricht, via Posterholt naar Leverkusen/Keulen en dan naar het uiterste zuiden van Nedersaksen bij Osnabrück. Verder naar het oosten in Duitsland niet verder gemeld dan Beieren. Ook in NO Frankrijk en Luxemburg, ten dele daar met een andere ondersoort.

Kijken we naar de situatie in Duitsland, dan ligt het in de lijn der verwachtingen dat de uitbreiding van het scheefbloemwitje in Limburg en Oost Brabant door zal kunnen gaan. Ook Nijmegen, en zoals we op het kantoor van De Vlinderstichting hopen, ook Wageningen, zullen dit jaar (2017), dan wel volgend jaar bereikt worden.

Trend op lange en korte termijn
Onderstaande diagrammen tonen de veranderingen van de talrijkheid in de loop van de tijd. De gegevens zijn afkomstig uit het Landelijk Meetnet Vlinders (CBS / De Vlinderstichting) en de Nationale Databank Flora en Fauna.

Uitbreidend

Verspreiding in Nederland in vier perioden
Onderstaande kaartjes tonen de verspreiding binnen Nederland in vier perioden. Hoe groter en donkerder een stip, des te groter was de presentie van een soort in het desbetreffende uurhok (5x5 kilometerhok). Presentie geeft aan in welke mate een soort is over- of ondervertegenwoordigd ten opzichte van de (macronachtvlinder-)fauna als geheel. De berekeningen zijn gebaseerd op gegevens in de Nationale Databank Flora en Fauna.
voor 1950
1950 - 1979
1980 - 1999
2000 - 2015
Trends

Uitbreidend

Engelse naam
Southern small white
Duitse naam
Karstweißling
Franse naam
Piéride de l'Ibéride
Toelichting Nederlandse naam

Een van de veel gebruikte waardplanten van de rups is scheefbloem.

Meer over Nederlandse namen

Auteursnaam en jaartal
(Mayer, 1851)
Ondersoorten

Pieris mannii alpigena Verity, 1911 is de ondersoort die zich nu in Duitsland snel uitbreidt en inmiddels ook Nederland bereikt heeft.
Pieris mannii andegava DelaHaye, 1910 leek uitgestorven, maar is recent in Zuid Luxemburg teruggevonden.

Tijdschriften

Soorten uit dezelfde familie witjes (PIERIDAE)

Scheefbloemwitje
Pieris mannii

boswitje
Leptidea sinapis

klein koolwitje
Pieris rapae

zuidelijke luzernevlinder
Colias alfacariensis

gele luzernevlinder
Colias hyale

alle soorten uit deze familie