Vrij zeldzaam. Kan op de vliegplaats soms talrijk zijn. Komt vooral voor langs de kust, rond Nijmegen en in Limburg, maar ook elders wordt de soort af en toe waargenomen. RL: bedreigd.
Voorvleugellengte: 10-13 mm. Dit opvallende eenstaartje houdt in rust de vleugels steil omhoog samengevouwen tegen het lichaam en lijkt dan net een vogelpoepje. Langs de binnenrand van de witte voorvleugel ligt een zwarte vlek met daarnaast een kleiner geel vlekje. In de voornamelijk grijze vlek midden op de vleugel bevindt zich een witte tekening waaraan deze soort zijn Engelse naam ‘Chinese character’ ontleent. De soort is weinig variabel, maar de eerste generatie is meestal wat sterker getekend dan de tweede.
Tot 12 mm; plomp in het midden, abrupt versmald naar de kop en geleidelijk naar de zwartgespikkelde staart; lichaam roodachtig bruin, fijn getekend met een netwerk van donkerbruine of zwartachtige streepjes; over de rug een donkerbruine middenstreep, die naar de staart in een brede bleek witachtig bruine band overgaat; segment twee en drie gezwollen, elk met twee kleine puntige wratjes op de rugzijde; kop lichtbruin met zwartachtige vlekjes.
Eind april-begin september in twee of drie generaties. De vlinders worden overdag soms rustend in de vegetatie aan-getroffen. Ze zijn ´s nachts actief en komen op licht.
Rups: mei-begin oktober. De soort overwintert als pop in een cocon tussen bladeren, aan de bast of in de strooisellaag.
Vooral sleedoorn en meidoorn; ook diverse fruitbomen.
Struwelen, open bossen en duinen; soms ook tuinen.
Vrij zeldzaam. Kan op de vliegplaats soms talrijk zijn. Komt vooral voor langs de kust, rond Nijmegen en in Limburg, maar ook elders wordt de soort af en toe waargenomen. RL: bedreigd.
Zeer zeldzaam in Vlaanderen; nagenoeg beperkt tot de kust, Zuid-West-Vlaanderen en enkele locaties in Oost-Vlaanderen; elders verdwenen in het binnenland. In Wallonië vrij zeldzaam, wijdverbreid ten zuiden van Samber en Maas, met name in Luxemburg en Namen.
Van Noord-Afrika via West-Europa inclusief Engeland en Ierland, Midden- en Zuid-Europa, Zuid-Scandinavië, Klein- en Voor-Azië naar Rusland en China tot aan de Himalaya. Staudinger & Rebel (1901), Strand in Seitz (1911) en Skou (1986) geven ook Noord-Amerika op.
De rupsen van de Drepaninae hebben een puntvormig uiteinde: het eenstaartje.
De grondkleur van de vlinder is wit, opmerkelijk vergeleken met de andere eenstaartjes.
Cilix: cilix is een inwoner van Cilicia in het zuidwesten van Klein Azië. Meer waarschijnlijk wordt bedoeld Cilix de zoon van Agenor, koning van Phoenicië, die de mythologische stamvader was van de Cilicianen. Hiervoor is geen enthomologische verklaring. Spuler leidt het af uit het woord killix (hij maakt echter een spelfout) hetgeen os met gekromde horens betekent en dat zou slaan op het tekentje op de voorvleugel.
glaucata: glaucus is blauwachtig grijs en -ata is een woorduitgang. Dit slaat op de metaalblauwe schubben op de bruinkleurige dorsale vlek.
Actualiteiten
Ontdek meerBlijf op de hoogte
Ontvang vlindernieuwsWord donateur
Steun De Vlinderstichting
bruine eenstaart
Drepana curvatula
peppel-orvlinder
Tethea ocularis
beukeneenstaart
Watsonalla cultraria
bleke eenstaart
Falcaria lacertinaria
braamvlinder
Thyatira batis
vuursteenvlinder
Habrosyne pyritoides