Algemeen. Komt verspreid over het hele land voor.
Voorvleugellengte: 12-14 mm. Goed herkenbaar door de zwartachtige vlek aan de vleugelwortel en de brede zwarte buitenste dwarsband (bij verse vlinders zijn beide bedekt met blauwgrijze schubben) op de vuilwitte vleugel. Er is weinig variatie.
Half april-eind augustus in twee generaties. De vlinders kunnen overdag gemakkelijk uit struiken worden opgejaagd. Ze zijn actief vanaf de schemering en komen in kleine aantallen op licht.
Rups: mei-september. De rups wordt vaak ´s nachts waargenomen, hangend aan een korte spinseldraad aan de waardplant. De soort overwintert als pop.
Wilde kardinaalsmuts.
Loofbossen en struwelen; soms ook tuinen.
Algemeen. Komt verspreid over het hele land voor.
Vrij algemeen in het hele land. Toegenomen.
Van de Britse eilanden via Midden-Europa tot Rusland; in het zuiden van het westelijke Middellandse Zeegebied via de Balkan, Klein-Azië en de Kaukasus tot Toerkmenistan, in het noorden tot Zuid-Zweden en de Baltische staten.
De kleur en tekening langs de rand van de voorvleugel geven de indruk van iets 'aangebrands'; te lang op het vuur gestaan en een beetje aangebrand.
Ligdia: ligdia heeft mogelijk helemaal geen betekenis.
adustata: adustus is schroeien. De schroeiplekken zijn opmerkelijker aan de onderzijde; daar zit een roodbruine bestuiving.
Actualiteiten
Ontdek meerBlijf op de hoogte
Ontvang vlindernieuwsWord donateur
Steun De Vlinderstichting
appeltak
Campaea margaritaria
zwartkamdwergspanner
Gymnoscelis rufifasciata
ratelaarspanner
Perizoma albulata
wilgendwergspanner
Eupithecia tenuiata
valeriaandwergspanner
Eupithecia valerianata
geveerde walstrospanner
Nebula salicata