Een dwaalgast, waarvan slechts één waarneming bekend is uit 1866.
Voorvleugellengte: circa 25 mm. De grondkleur van de vleugels is grijsachtig bruin. Zowel op de boven- als op de onderkant van de voor- en de achtervleugel staat een rij grote geelgerande zwarte oogvlekken. Op de onderkant van de vleugels zijn de oogvlekken witgekernd; op de achtervleugel liggen ze in een witte band.
Eind juni-begin augustus in één generatie.
De soort overwintert als halfvolgroeide rups.
Diverse grassen.
Enigszins open, vochtige bossen met een weelderige grazige ondergroei.
Een dwaalgast, waarvan slechts één waarneming bekend is uit 1866.
De boszandoog is een honkvaste soort.
De boszandoog komt in grote delen van Midden-Europa voor, maar is overal zeldzaam (geworden). De dichtstbijzijnde populaties leven nu nabij Parijs en in Midden-Duitsland.
Van West-Europa (niet de Britse eilanden) en Midden-Europa naar het oosten via de gematigde zone tot Oost-Azië. Naar het zuiden tot Noord-Afrika met geïsoleerde voorkomens in Noord-Spanje en Joegoslavië. Naar het noorden tot de Oostzeekust (Baltische staten) en begrensd voorkomen in Zuid-Zweden en Zuid-Finland.
Actualiteiten
Ontdek meerWord donateur
Steun De Vlinderstichting
rotsvlinder
Lasiommata maera
tweekleurig hooibeestje
Coenonympha arcania
boserebia
Erebia ligea
kleine heivlinder
Hipparchia statilinus
bruin zandoogje
Maniola jurtina
grote ijsvogelvlinder
Limenitis populi