Een onregelmatige standvlinder die in de jaren negentig van de vorige eeuw enkele jaren achtereen in twee kalkgraslanden in Zuid-Limburg is gevonden.
Voorvleugellengte: 12-16 mm. De zwarte tekening op de bovenkant van de oranjebruine vleugels is zeer regelmatig. De onderkant van de achtervleugel is veelkleurig; de dubbele achterrandslijnen zijn soms geel opgevuld en donkerder dan de aangrenzende maanvlekken. De maanvlekken op de onderkant van de voorvleugel zijn allemaal ongeveer even groot. De palpen zijn bij het mannetje bezet met rode en zwarte haren en bij het vrouwtje alleen met rode haren.
De palpen van de bosparelmoervlinder zijn alleen bezet met zwarte haren.
bosparelmoervlinder
Melitaea athalia
NYMPHALIDAE: Melitaeinae
Half mei-eind juni in één generatie.
Rups: eind juni-half mei. De soort overwintert als halfvolgroeide rups in een rupsennest.
Het vrouwtje legt de eitjes in een groep van 150-250 bij elkaar, eventueel gevolgd door een tweede legsel. De rupsen overwinteren halfvolgroeid in spinselnesten in de strooisellaag.
Het aantal vlinders varieert aanzienlijk tussen vrij hoog en zeer hoog, tussen de 16 en de 260 individuen per hectare. De mannetjes houden patrouillevluchten.
Waardplanten zijn vooral smalle weegbree en ruige weegbree.
Open droge, vaak stenige graslanden, vooral kalkgraslanden.
Een onregelmatige standvlinder die in de jaren negentig van de vorige eeuw enkele jaren achtereen in twee kalkgraslanden in Zuid-Limburg is gevonden.
De steppeparelmoervlinder wordt in de literatuur honkvast genoemd.
In Nederland werd de steppeparelmoervlinder voor het eerst in mei 1993 in Zuid-Limburg gevonden. Toen werden vrijwel gelijktijdig vlinders gezien op twee kalkgraslanden: de Kunderberg en de spoorweginsnijding bij Eys. Tot en met 1995 (Kunderberg) en 1996 (Eys) is de soort hier in wisselende aantallen - van een tot enkele tientallen exemplaren (37 individuen is het maximum bij Eys in 1994) - waargenomen. Na 1996 zijn er geen meldingen meer.
De herkomst van de vlinders in Zuid-Limburg is een tijdlang omstreden geweest. Het vermoeden dat het om een particuliere introductie ging is echter nooit bevestigd.
De steppeparelmoervlinder is zeldzaam in de Ardennen. Hij kwam altijd al voor op een aantal kalkgraslanden in de Eifel, maar is daar algemener geworden. In Duitsland is de soort bezig met een lichte uitbreiding naar het westen en noordwesten. Zo is de soort 1987 ontdekt in het Niemaltal bij Kassel. Het is daarom mogelijk dat de soort hier op eigen kracht is gekomen en zich tijdelijk heeft kunnen handhaven.
De steppeparelmoervlinder is op Europees niveau een kwetsbare soort die met 20-50% per 25 jaar achteruitgaat. Uit Vlaanderen zijn alleen twee oude collectie-exemplaren bekend en in Wallonië komt de vlinder schaars voor en staat hij op de Rode Lijst.
De steppeparelmoervlinder komt slechts in een beperkt deel van Centraal-Europa voor.
Het is niet bekend waardoor de steppeparelmoervlinder weer is verdwenen.
Melitaea: melitaea is weer een van de probleemnamen van Fabricius. Vele mogelijkheden dienen zich aan. Melinaea zou een bijnaam van Aphrodite zijn. Melitaea was ook de naam van een stad in de oudheid. Melitoeis betekent honingzoet en dat zou ook een van de vele bijnamen van Aphrodite zijn geweest. Ook kan het van melitaios komen hetgeen behorend bij Malta betekent. Alleen Fabricius weet wat juist is.
Actualiteiten
Ontdek meerWord donateur
Steun De Vlinderstichting
voorjaarserebia
Erebia medusa
grote boswachter
Hipparchia fagi
kleine parelmoervlinder
Issoria lathonia
duinparelmoervlinder
Fabriciana niobe
paarse parelmoervlinder
Boloria dia
kleine heivlinder
Hipparchia statilinus