Zeer zeldzaam. De soort is verspreid over het land slechts af en toe waargenomen. De laatste bekende waarneming dateert uit 1993 in Wormer.
Voorvleugellengte: 9-11 mm. De voorvleugel is tamelijk smal en puntig en heeft een witachtige grondkleur. Langs de voorrand en de achterrand liggen fijne donkere vlekken en de grote zwarte middenstip is meestal langwerpig van vorm. Op de achtervleugel bevindt zich een duidelijke middenstip.
19-21 mm. Lijf groen nijgend naar geelachtig groen met roodachtig bruine rugtekening, die fletsgeel is afgegrensd.
De fruitboomdwergspanner (E. insigniata) heeft een lichte lila-achtig grijze grondkleur en fraaie donkere aderlijnen. De zwartvlekdwergspanner (E. centaureata) heeft slechts één donkere vlek langs de voorrand. De witvlakdwergspanner (E. succenturiata) is veel groter en vliegt later in het jaar.
fruitboomdwergspanner
Eupithecia insigniata
GEOMETRIDAE: Larentiinae
witvlakdwergspanner
Eupithecia succenturiata
GEOMETRIDAE: Larentiinae
zwartvlekdwergspanner
Eupithecia centaureata
GEOMETRIDAE: Larentiinae
De rupsen van de Eupithecia-soorten lijken veel op elkaar. Bij determinatie kan de waardplant een handig hulpmiddel zijn.
Half april-eind mei in één generatie. De vlinders rusten overdag in schorsspleten van eiken of tegen beukenstammen. Ze zijn nachtactief maar komen slecht op licht en leven vaak hoog in de bomen.
Rups: mei-juli. De soort overwintert als pop in de strooisellaag (soms twee jaren).
Eik.
Eikenbossen en struwelen met eiken in bosachtige gebieden.
Zeer zeldzaam. De soort is verspreid over het land slechts af en toe waargenomen. De laatste bekende waarneming dateert uit 1993 in Wormer.
Geen recente meldingen uit België. Voor 2000 waargenomen in de provincies Oost-Vlaanderen, Namen en Luxemburg.
Van het Iberisch Schiereiland via West- en Midden-Europa inclusief Engeland naar het oosten tot Rusland; in het noorden tot Zuid-Scandinavië in het zuiden van Noordwest-Afrika via de eilanden in het westelijke Middellandse Zeegebied en Italië tot de Balkan en Kreta. In Duitsland een verbrokkelde verspreiding en niet in Oost-Duitsland (Gelbrecht & Müller 1987). In het Middellandse Zeegebied duidelijk talrijker dan in Midden-Europa
Alle soorten uit het Genus Eupithecia plus nog een aantal andere kleine spanners zijn samengebracht onder de groepsnaam dwergspanner.
De tekening van de vlinder heeft een gemarmerd uiterlijk.
Eupithecia: eu is goed, goedig en pithex, pithekos is een dwerg. De vlinders hebben een aantrekkelijk uiterlijk en zijn klein. Haworth schrijft: mooie vlinders, als ze rusten zien ze er prachtig uit: de vleugels gespreid en vlak, elegant gedrukt tegen de ondergrond; eigenlijk helemaal ontworpen om ze in vlinderkasten te verzamelen.
Irriguata: irrigatus is goed bewaterd. De lijntjes, stroompjes en beekjes in de beelden van Hübner, vullen een deel van de vleugels.
Actualiteiten
Ontdek meerBlijf op de hoogte
Ontvang vlindernieuwsWord donateur
Steun De Vlinderstichting
geelblad
Ennomos quercinaria
springzaadspanner
Ecliptopera capitata
vingerhoedskruiddwergspanner
Eupithecia pulchellata
ligusterblokspanner
Trichopteryx polycommata
voorjaarsdwergspanner
Eupithecia abbreviata
geelschouderspanner
Ennomos alniaria