Algemeen. Komt op veel plaatsen op de zandgronden en in de duinen voor; ook daarbuiten kan de soort worden waargenomen. RL: gevoelig.
Voorvleugellengte: ♂ 25-34 mm, ♀ 33-40 mm. Zowel de warme donkerbruine kleur van het mannetje alshet vaalgeel of lichtbruin van het vrouwtje, samen met de witte middenvlek en de brede lichte afzetting van de (doorgaans niet zichtbare) buitenste dwarslijn op de voor- en achtervleugel, maken deze soort goed herkenbaar. De afstand van de buitenste dwarslijn tot de achterrand van de vleugel neemt bij deze hageheld toe in de richting van de voorrand van de voorvleugel.
Tot 65 mm; lichaam donkerbruin tot zwart, overdekt met bruinachtige haarborstels; boven de spiracula een rij witte strepen en onder de spiracula soms een rij roodachtige strepen; kop donkerbruin.
De kleine hageheld (L. trifolii) is gewoonlijk kleiner en de afstand van de buitenste dwarslijn tot de achterrand van de voorvleugel neemt bij de kleine hageheld in de richting van de voorrand af. Zie ook de kersenspinner (Odonestis pruni) en de herfstspinner (Lemonia dumi).
kleine hageheld
Lasiocampa trifolii
LASIOCAMPIDAE: Lasiocampinae
herfstspinner
Lemonia dumi
LASIOCAMPIDAE: Lasiocampinae
kersenspinner
Odonestis pruni
LASIOCAMPIDAE: Lasiocampinae
Kleine hageheld (Lasiocampa trifolii).
N.B.: vergelijk behalve de uiterlijke kenmerken ook de tijd van het jaar waarin de rupsen voorkomen, het habitat en de waardplant(en).
kleine hageheld
Lasiocampa trifolii
LASIOCAMPIDAE: Lasiocampinae
Half juni-half augustus in één generatie. De mannetjes vliegen op zonnige middagen in een grillige vlucht rond. De vrouwtjes vliegen vroeg in de avondschemering en komen aan het begin van de nacht op licht.
Rups: september-mei. De rups, waarvan de haren soms huidirritatie kunnen veroorzaken, is vaak zonnend aan te treffen. De rups verpopt zich tussen dode bladeren in een taaie, stevige bruine cocon.
Diverse loofbomen en struiken, waaronder sleedoorn, duindoorn, wilg, vuilboom, struikhei, braam en bosbes.
Heiden, bosranden, struwelen, ruige graslanden en duinen.
Algemeen. Komt op veel plaatsen op de zandgronden en in de duinen voor; ook daarbuiten kan de soort worden waargenomen. RL: gevoelig.
Zeer algemeen in het hele land.
Van het Iberisch schiereiland via West-Europa (inclusief de Britse eilanden) en via Noord-, Midden- en Zuid-Europa oostwaarts tot Voor-Azië en via de gematigde zone tot Siberië.
De naam 'held' houdt mogelijk verband met het feit dat deze nachtvlinder behoort tot een van de grootste soorten uit Europa. Er is mogelijk nog een andere verklaring, wanneer Lasiocampa (Grieks voor 'behaarde rups') aan de benoeming ten grondslag ligt: het Griekse woord lásios betekent niet alleen 'harig, ruig', maar ook 'sterk, moedig', waarbij beharing symbool staat voor mannelijke moedigheid. Het voorvoegsel 'hage-' komt van meidoorn-'haag', een van de waardplanten van deze soort (volgens Jan Christian Sepp, circa 1770). Bovenstaande informatie is afkomstig uit het 'Woordenboek van de Nederlandse Diernamen in prep.' van de heer K.J. (Klaas) Eigenhuis. Om deze informatie te lezen, klik hier.
Lasiocampa: lasios is harig en kampa is rups. Deze naam had vroeger de status van een familie met ongeveer dezelfde samenstelling als nu de Lasiocampidae.
quercus: Quercus is het genus eik. Eik is een van de waardplanten van deze soort.
Actualiteiten
Ontdek meerBlijf op de hoogte
Ontvang vlindernieuwsWord donateur
Steun De Vlinderstichting
veelvraat
Macrothylacia rubi
rietvink
Euthrix potatoria
kleine hageheld
Lasiocampa trifolii
kersenspinner
Odonestis pruni
grijsbandspinner
Trichiura crataegi
ringelrups
Malacosoma neustria