Zeer zeldzaam. Er zijn verspreid over het land enkele waarnemingen bekend.
Voorvleugellengte: ♂ 22-25 mm, ♀25-30 mm. Deze spinner is goed te herkennen aan de roodachtig geelbruine voorvleugel met een duidelijke scherp afstekende witte middenvlek. De zwartachtige centrale dwarslijnen steken eveneens duidelijk af en zijn fraai regelmatig gebogen. De dunnere roodachtig bruine golflijn is geschulpt. Vooral in het zoomveld vallen de donkere aderlijnen op. De achterranden van de vleugels zijn fijn gekarteld. De achtervleugel is iets lichter van kleur dan de voorvleugel en soms zijn daarop twee onduidelijke dwarslijnen zichtbaar. Ook bij deze spinner steekt de achtervleugel in rust vaak iets onder de voorvleugel uit. Beide geslachten hebben geveerde antennen, maar die van het mannetje zijn sterker geveerd dan die van het vrouwtje.
De kleine hageheld (Lasiocampa trifolii) en de hageheld (Lasiocampa quercus) hebben in plaats van scherp afstekende donkere dwarslijnen licht afgezette (niet altijd zichtbare) dwarslijnen op de voorvleugel. Ook missen ze de gekartelde achterrand.
kleine hageheld
Lasiocampa trifolii
LASIOCAMPIDAE: Pinarinae
hageheld
Lasiocampa quercus
LASIOCAMPIDAE: Pinarinae
Zwarte herfstspinner (Poecilocampa populi), espenblad (Phyllodesma tremulifolia), populierenblad (Gastropacha populifolia) en eikenblad (Gastropacha quercifolia).
N.B.: vergelijk behalve de uiterlijke kenmerken ook de tijd van het jaar waarin de rupsen voorkomen, het habitat en de waardplant(en).
zwarte herfstspinner
Poecilocampa populi
LASIOCAMPIDAE: Pinarinae
eikenblad
Gastropacha quercifolia
LASIOCAMPIDAE: Pinarinae
populierenblad
Gastropacha populifolia
LASIOCAMPIDAE: Pinarinae
espenblad
Phyllodesma tremulifolia
LASIOCAMPIDAE: Pinarinae
Juni-begin augustus in één generatie; in gunstige jaren soms een partiële tweede generatie in de tweede helft van september. Zowel de mannetjes als de vrouwtjes komen op licht. De vlinders nemen geen voedsel op en komen dus niet op smeer.
Rups: september-juni. De soort overwintert als halfvolgroeide rups op een twijg van de waardplant. De verpopping vindt plaats in een stevige cocon.
Diverse loofbomen en struiken, met een voorkeur voor prunussoorten zoals sleedoorn, pruim en zoete kers.
Bossen, struwelen en boomgaarden.
Zeer zeldzaam. Er zijn verspreid over het land enkele waarnemingen bekend.
Zeer zeldzaam. Nagenoeg uitgestorven in Vlaanderen (een waarneming in Limburg (2013)) en in Wallonië beperkt tot de provincies Namen en Luxemburg (kalkstreek en de Gaume).
Van het noorden van het Iberisch schiereiland oostwaarts via het gematigde gebied naar Oost-Azië (China en Japan). Ook in zuidoost-Finland, niet op de Britse eilanden (wel in Denemarken). In het zuiden tot het Middellandse Zeegebied, inclusief Italië en de Balkan tot de Zwarte Zee.
De rupsen van de Spinner-familie spinnen een meer of minder stevige cocon om in te gaan verpoppen.
De kersenspinner heeft prunussoorten als waardplant met voorkeur voor de kers.
Word donateur
Steun De Vlinderstichting
ringelrups
Malacosoma neustria
zwarte herfstspinner
Poecilocampa populi
rietvink
Euthrix potatoria
kleine hageheld
Lasiocampa trifolii
wolspinner
Eriogaster lanestris
eikenblad
Gastropacha quercifolia