Vrij algemeen. Komt vooral voor op de zandgronden in het binnenland en lokaal in de duinen. RL: niet bedreigd.
Voorvleugellengte: 17-19 mm. De vleugels van deze spanner zijn lang en spits; in rust worden ze dakvormig over elkaar heen gevouwen rond het lichaam. De grondkleur van de voorvleugel varieert van donker bruinachtig grijs tot lichter grijs. Kenmerkend zijn de lange bleke streep langs de voorrand en de twee grote ovale licht geringde vlekken.
Tot 28 mm; lichaam groen of groenachtig geel, soms met geelachtig groene ringen tussen de segmenten; over het midden van de rug drie donkergroene lengtestrepen en over de spiracula een brede, witte of gele lengtestreep; gele vormen kunnen de tekening volledig missen; kop lichtgroen of geelachtig bruin met bruine tekening.
De zomerbremspanner (C. rufata) mist de bleke streep langs de voorrand van de voorvleugel en vliegt vroeger in het jaar.
zomerbremspanner
Chesias rufata
GEOMETRIDAE: Larentiinae
Zomerbremspanner (Chesias rufata).
N.B.: vergelijk behalve de uiterlijke kenmerken ook de tijd van het jaar waarin de rupsen voorkomen, het habitat en de waardplant(en).
zomerbremspanner
Chesias rufata
GEOMETRIDAE: Larentiinae
Half september-half december in één generatie. De vlinders vliegen vanaf de schemering en komen op licht, soms ver verwijderd van de dichtstbijzijnde waardplanten.
Rups: april-juli. De verpopping vindt ondergronds plaats. De soort overwintert als ei op de waardplant.
Brem.
Vooral heiden en open bossen; ook struwelen, (spoor)dijken en duinen.
Vrij algemeen. Komt vooral voor op de zandgronden in het binnenland en lokaal in de duinen. RL: niet bedreigd.
Vrij zeldzaam en wijdverbreid in de Kempen, zeldzamer daarbuiten. Achteruitgegaan, maar recent waargenomen in alle provincies. In Wallonië wijdverbreid en lokaal algemeen.
Marokko en het Iberisch Schiereiland via West- en Midden-Europa inclusief de Britse eilanden noord- en oostwaarts tot Zuid-Scandinavië en de Baltische staten; in het zuiden: van de westelijke eilanden in de Middellandse Zee tot de Balkan.
De waardplant van deze spannersoort is brem en hij vliegt in de herfst.
Chesias: Chesias is volgens Treitschke een naam van Diana. Het is afgeleid van het voorgebergte op het eiland Samos waar Diana een tempel had. Diana is de naam van een godin van de Efeziërs (ook wel Artemis genoemd), die onder andere voorkomt in het boek Handelingen (hoofdstuk 19) van het Nieuwe Testament. Haar zilveren beeld zou uit de hemel gevallen zijn en er werd in Efeze veel geld verdiend aan de verkoop van kleine zilveren tempeltjes door de zilversmid Demetrius. Wat dit precies met het uiterlijk van de herfstbremspanner te maken heeft is niet helemaal duidelijk, maar misschien slaat het op de zilverkleurige lengtestreep op de voorvleugel van deze spanner.
legatella: legatus is een ambassadeur, een lokale bewindvoerder. Een man van die status zou een latus clavis, een brede purperen streep, op de toga gedragen hebben. Het meest opmerkelijke aan het uiterlijk van deze soort is de brede streep tot in de apex, zoals omschreven door Dennis en Schiffermüller. Zij gaven deze soort de uitgang -ella en plaatsten deze soort achteraan in de addenda. Hun onzekerheid vond zijn oorzaak in het over elkaar heen leggen van de vleugels in rust, heel ongewoon voor de spanners.
Actualiteiten
Ontdek meerBlijf op de hoogte
Ontvang vlindernieuwsWord donateur
Steun De Vlinderstichting
schermbloemdwergspanner
Eupithecia tripunctaria
sparspanner
Thera variata
kleine herculesspanner
Cepphis advenaria
kleine zomervlinder
Hemithea aestivaria
gemarmerde dwergspanner
Eupithecia irriguata
zuidelijke spikkelspanner
Synopsia sociaria