Vrij algemeen. Komt op de hogere zandgronden in de oostelijke helft van het land voor; op sommige vliegplaatsen kan deze soort zeer talrijk zijn. Ook op Terschelling en in de duinen van Noord-Holland wordt deze soort geregeld waargenomen. In 2009 is de soort voor het eerst in Zeeland waargenomen. RL: kwetsbaar.
Voorvleugellengte: 17-20 mm. Kenmerkend zijn de oranje antennen. De voorvleugel is grijs met vooral langs het middendeel van de voorrand een groenwitte of witte bestuiving, die varieert in intensiteit. De bleke middenvlek kan enigszins in grootte en vorm variëren, evenals de dwarslijnen.
Tot 33 mm; lichaam bleek grijsachtig groen tot wit met soms een sterke donkergrijsachtig groene zweem op de rug; over de rug en flanken een rij zwartwitte vlekken; nekschild op segment een zwartachtig en door een centrale witachtige streep in twee helften gedeeld; kop geelachtig bruin tot roodachtig bruin, naar voren soms zwart beschaduwd.
De orvlinder (Tethea or) heeft geen oranje antennen en vliegt later in het jaar.
orvlinder
Tethea or
DREPANIDAE: Thyatitinae
Eind februari-begin april in één generatie. De vlinders komen op licht en op smeer. Ze bezoeken bloedende bomen en wilgenkatjes. Overdag worden de vlinders regelmatig aangetroffen op berken; ze zitten vaak in de kleinere takvorken. Ze kunnen ook rustend op een paaltje worden aangetroffen, vooral in open landschap. Op zonnige middagen vliegen ze soms overdag.
Rups: mei-juli. De rups leeft overdag verborgen tussen samengerolde (jonge rups) of samengesponnen bladeren en foerageert ´s nachts. De soort overwintert als een pop in een losse cocon in de strooisellaag.
Berk.
Bossen en heiden met berkenstruwelen.
Vrij algemeen. Komt op de hogere zandgronden in de oostelijke helft van het land voor; op sommige vliegplaatsen kan deze soort zeer talrijk zijn. Ook op Terschelling en in de duinen van Noord-Holland wordt deze soort geregeld waargenomen. In 2009 is de soort voor het eerst in Zeeland waargenomen. RL: kwetsbaar.
Vrij algemeen in de Kempen, de regio Brussel-Leuven en ten zuiden van de as Samber-Maas; daarbuiten zeldzaam.
Heel Europa tot in Noord-Scandinavië. Naar het oosten via Rusland tot Japan.
Zeven soorten uit de onderfamilie Thyatirinae zijn bijeengevoegd onder de groepsnaam orvlinder (nadere toelichting zie bij de orvlinder, Tethea or). De vliegtijd van deze soort is rond maart en april.
Achlya: akhlus is mist, donkerte. Vroeger behoorden veel meer soorten tot dit genus (o.a. I. retusa, I. subtusa en D. oo) en waarschijnlijk waren daar ook donker gekleurde soorten bij.
flavicornis: flavus is geel en cornu is een horen of een antenne van een insect; de soort met de gele antennes.
Actualiteiten
Ontdek meerBlijf op de hoogte
Ontvang vlindernieuwsWord donateur
Steun De Vlinderstichting
bleke eenstaart
Falcaria lacertinaria
beukeneenstaart
Watsonalla cultraria
gele eenstaart
Watsonalla binaria
orvlinder
Tethea or
witte eenstaart
Cilix glaucata
berken-orvlinder
Tetheella fluctuosa