Vrij algemeen. Komt verspreid over het hele land voor. RL: kwetsbaar.
Voorvleugellengte: 16-19 mm. Kenmerkend zijn de drie- of vierdubbele dwarslijnen op de voorvleugel, die net voordat ze de voorrand bereiken uiteen wijken. De daar tussen gelegen, uit twee vlekken bestaande witachtige figuur doet enigszins denken aan de ’80’ bij de peppel-orvlinder. De vlekken kunnen vaag of onduidelijk zijn en zijn soms vervangen door een donkere tekening. Soms komen donkere exemplaren met een opvallende lichte vlekken voor. Ook bij deze soort loopt een opvallend streepje vanuit de vleugelpunt de vleugelzoom in.
Tot 20 mm; lichaam bleek blauwachtig groen of geelachtig met over de spiracula een witachtige lengtestreep; boven de spiracula soms een rij zwarte vlekjes met lichte kernen; kop bleek bruinachtig geel met zwarte tekening op de voorzijde.
Zie de peppel-orvlinder (T. ocularis), de eiken-orvlinder (Cymatophorina diluta), de lente-orvlinder (Achlya flavicornis) en de krakeling (Diloba caeruleocephala).
Bekijk de gedetailleerde verschillen met illustraties tussen de Tethea- en Cymatophorina-soorten.
lente-orvlinder
Achlya flavicornis
DREPANIDAE: Thyatitinae
krakeling
Diloba caeruleocephala
DREPANIDAE: Thyatitinae
peppel-orvlinder
Tethea ocularis
DREPANIDAE: Thyatitinae
eiken-orvlinder
Cymatophorina diluta
DREPANIDAE: Thyatitinae
Peppel-orvlinder (Tethea ocularis), tandjesuil (Sideridis turbida) en gele uil (Enargia paleacea).
N.B.: vergelijk behalve de uiterlijke kenmerken ook de tijd van het jaar waarin de rupsen voorkomen, het habitat en de waardplant(en).
gele uil
Enargia paleacea
DREPANIDAE: Thyatitinae
tandjesuil
Sideridis turbida
DREPANIDAE: Thyatitinae
peppel-orvlinder
Tethea ocularis
DREPANIDAE: Thyatitinae
Eind april-eind augustus in twee generaties. De vlinders zijn ´s nachts actief en komen op licht en op smeer.
Rups: eind mei-september. De rups leeft overdag tussen strak tegen elkaar gesponnen bladeren en foerageert ´s nachts onbeschut. De soort overwintert als pop in een cocon tussen de bladeren van de waardplant en valt daarmee in de herfst op de grond.
Wilg en (ratel)populier.
Loofbossen en andere habitats met zowel oude ratelpopulieren als jonge opslag.
Vrij algemeen. Komt verspreid over het hele land voor. RL: kwetsbaar.
Vrij algemeen in het hele land.
Heel Europa met uitzondering van delen van het Middelllandse Zeegebied (Corsica, Sardinië, Sicilië, Zuid-Spanje, Zuid-Italië, Zuid-Griekenland) tot bovenin Scandinavië. Naar het oosten via Siberië tot Oost-Azië en Japan. In het zuidoosten tot Klein-Azië en de Kaukasus.
Zeven soorten uit de onderfamilie Thyatirinae zijn bijeengevoegd onder de groepsnaam orvlinder. Op de voorvleugel van deze soort zit een witte tekening die met enige fantasie als or gelezen kan worden.
Tethea: tethea is afgeleid van Tethys, de vrouw van Oceanus en de moeder van de riviergoden en van de Oceaniden (nimfen van de open zee). De naam heeft betrekking op de dwarslijn op de voorvleugel die op het verloop van een rivier lijkt.
or: or komt van de tekening op de voorvleugels die samen de letters o en r vormen.
Actualiteiten
Ontdek meerBlijf op de hoogte
Ontvang vlindernieuwsWord donateur
Steun De Vlinderstichting
linde-eenstaart
Sabra harpagula
vuursteenvlinder
Habrosyne pyritoides
witte eenstaart
Cilix glaucata
groenige orvlinder
Polyploca ridens
lente-orvlinder
Achlya flavicornis
eiken-orvlinder
Cymatophorina diluta