Zeer zeldzaam. Is in de negentiende, en eenmaal in de twintigste eeuw waargenomen (Gulpen, 1976); sinds 2003 opnieuw enkele waarnemingen in Zuid-Limburg. RL: gevoelig.
Voorvleugellengte: 17-20 mm. Een goed herkenbaar eenstaartje doordat de voorvleugelpunt sterker haakvormig is dan bij de verwante soorten en zich halverwege de achterrand een uitstulping bevindt. Opvallend en kenmerkend is de lila met zwarte tekening langs de achterrand van de voorvleugel. Kenmerkend zijn ook de grote in het middenveld gelegen bruinige vlekken met daarin goudkleurige kleinere vlekjes. Vlinders van de tweede generatie zijn aanmerkelijk kleiner.
Tot 25 mm; vrij slank, naar de spitse staart versmald; lichaam geel op de rug en delen van de flanken, met uitzondering van de eerste drie segmenten, die een purperachtig bruine zweem hebben; de rest van het lichaam roodachtig bruin of purperachtig bruin; op de rug van segment drie twee puntige wratten; kop roze-achtig met donkerbruine vlekjes, ingesneden.
De berkeneenstaart (D. falcataria) en de bruine eenstaart (D. curvatula) missen de uitstulping halverwege de achterrand en de uitgebreide vlekkentekening in het middenveld.
berkeneenstaart
Drepana falcataria
DREPANIDAE: Drepaninae
bruine eenstaart
Drepana curvatula
DREPANIDAE: Drepaninae
Mei-juni in één generatie, soms een partiële tweede generatie in juli-augustus. De vlinders komen op licht.
Rups: juli-oktober. De rups leeft vermoedelijk hoog in de boomkruinen, omdat hij zelden op de lagere takken wordt aangetroffen. De soort overwintert als pop in een dunne maar stevige cocon in een opgerold blad, dat later op de grond valt.
Vooral op linde; ook genoemd op eik, els en berk.
Vooral bossen.
Zeer zeldzaam. Is in de negentiende, en eenmaal in de twintigste eeuw waargenomen (Gulpen, 1976); sinds 2003 opnieuw enkele waarnemingen in Zuid-Limburg. RL: gevoelig.
Zeer zeldzaam. Beperkt tot de Gaume en ook daar zeer lokaal.
Van Noord-Spanje via West- en Midden-Europa, inclusief Zuid-Engeland, Denemarken, Zuid-Noorwegen en Zuid-Zweden, de Baltische staten en Rusland tot Oost-Azië en Japan. In Zuid-Europa hier en daar ontbrekend.
De dichtstbijzijnde populaties liggen in de Ardennen en Noord-Frankrijk.
De rupsen van de Drepaninae hebben een puntvormig uiteinde: het eenstaartje.
De linde is een belangrijke waardplant van deze soort.
Sabra: sabra is waarschijnlijk een nietszeggend neologisme. Bode geeft hier geen uitleg over.
harpagula: harpagula is een verkleinwoord van harpago is een omvattende hoek hetgeen ook hier weer te maken heeft met de vorm van de voorvleugel. Denis & Schiffermüller introduceerden de uitgang -ula voor de eenstaartjes. Zij veranderden zelfs de Linnaeus-namen lacertinaria en falcataria naar lacertula en falcula.
Actualiteiten
Ontdek meerBlijf op de hoogte
Ontvang vlindernieuwsWord donateur
Steun De Vlinderstichting
vuursteenvlinder
Habrosyne pyritoides
bruine eenstaart
Drepana curvatula
linde-eenstaart
Sabra harpagula
beukeneenstaart
Watsonalla cultraria
witte eenstaart
Cilix glaucata
bleke eenstaart
Falcaria lacertinaria