Vrij algemeen. Een soort die vooral voorkomt in de duinen van Noord-Holland, de zandgebieden van Gelderland en de drie noordoostelijke provincies; daarbuiten slechts af en toe een waarneming. RL: niet bedreigd.
Voorvleugellengte: 16-19 mm. Het mannetje houdt in rust het uiteinde van zijn achterlijf omhoog gekruld. De binnenrandhoeken van de voor- en de achtervleugels liggen in rusthouding tegen elkaar aan en zijn donker gekleurd, alsof ze verschroeid zijn. Door de vele fijne bruine, gebogen lijntjes lijkt het alsof de voorvleugels constant in beweging zijn. De vorm van de voorvleugels met hun licht afgevlakte binnenrandhoek en verschrompelde aanblik is kenmerkend. Er is weinig variatie.
Tot 40 mm; lichaam donker grijsachtig bruin met een roodachtig bruine zweem op de rug en roodachtig bruine, driehoekige vlekken laag op de flanken; de voorste segmenten zijn gezwollen en segment acht draagt een opvallende bult; kop lichtbruin met donkerbruine tekening.
Begin mei-half juli in één generatie. De mannetjes komen veelvuldig op licht; de vrouwtjes soms op smeer. De vlinders worden zelden overdag gezien; ze rusten mogelijk in de boomkruinen.
Rups: juni-september. De soort overwintert als pop in een cocon op de grond.
Diverse loofbomen, waaronder beuk en wilg. In Finland: berk, zomereik en linde.
Loofbossen en struwelen; soms parken en tuinen met hoge bomen.
Vrij algemeen. Een soort die vooral voorkomt in de duinen van Noord-Holland, de zandgebieden van Gelderland en de drie noordoostelijke provincies; daarbuiten slechts af en toe een waarneming. RL: niet bedreigd.
Zeer zeldzaam in Vlaanderen. Lokaal voorkomend rondom Brussel en het Pajottenland; losse waarnemingen uit Oost-Vlaanderen, Antwerpen en Limburg. In Wallonië vrij zeldzaam, wijdverbreid ten zuiden van Samber en Maas en lokaal algemeen.
Van het Iberisch Schiereiland in het zuiden en de Britse eilanden in het westen via Midden- en Oost-Europa tot Oost-Azië; in het noorden tot Zuid-Scandinavië, in het zuiden tot de westelijke eilanden van de Middellandse Zee en de Balkan.
Lindeknotsvlinder is een al lang bestaande naam die al gebruikt wordt door Ter Haar in 'Onze vlinders' (begin vorige eeuw).
De betekenis van lindeknots blijft onduidelijk. Meer over Nederlandse namen
Plagodis: plagios is hellend, schuin en eidos is gedaante. Naar de achterrand van P.dolobraria, de enige soort die Hübner behandelde met zo'n schuine achterrandvorm.
dolabraria: dolobra is een pikhouweel; een naam die enthomologen veel problemen bezorgde. Vele suggesties zijn te berde gebracht. Welke is de goede?
Actualiteiten
Ontdek meerBlijf op de hoogte
Ontvang vlindernieuwsWord donateur
Steun De Vlinderstichting
ratelaarspanner
Perizoma albulata
kleine zomervlinder
Hemithea aestivaria
duizendbladdwergspanner
Eupithecia millefoliata
berkenspikkelspanner
Aethalura punctulata
gepluimde spanner
Colotois pennaria
grijze bosrankspanner
Horisme aquata