Algemeen. Komt verspreid over vrijwel het hele land voor. RL: gevoelig.
Voorvleugellengte: 16-21 mm. De vrij spits toelopende, witachtige voorvleugel is fijn grijs bestoven. Op de vleugel bevindt zich een spaarzame zwarte tekening, waarvan vooral de zwarte halvemaanvormige of S-vormige vlek in het middenveld opvalt; deze vlek vormt de begrenzing van de overigens nauwelijks zichtbare niervlek. In de vleugelwortel is een smal zwart streepje zichtbaar. Langs de centrale dwarslijnen bevinden zich enkele kleine pijlvormige zwarte vlekken. Het vrouwtje is meestal groter dan het mannetje en heeft een bredere voorvleugel. Soms komen geheel witte, donkergrijze of zwak getekende exemplaren voor.
Tot 37 mm; lichaam bedekt met een dichte vacht van fijne golvende haren die bij de zuidelijke exemplaren witachtig en bij de noordelijke exemplaren geelachtig zijn; lichaam bleek groen. Vlak voor de verpopping wordt het lichaam donkerder en de beharing wordt zwart.
Begin mei-eind september in twee generaties. De vlinders komen zowel op licht als op smeer en bezoeken bloemen.
Rups: juni-oktober. De rupsen knagen een holte in dood hout en maken de uitgang dicht met zijde en houtsplinters. De soort overwintert als pop in deze holte.
Diverse loofbomen, met een voorkeur voor berk en zwarte els. Ook op wilg en (ratel)populier.
Loofbossen, broekbossen, heiden en moerassen; ook stedelijk gebied.
Algemeen. Komt verspreid over vrijwel het hele land voor. RL: gevoelig.
Vrij algemeen in het hele land.
In bijna heel Europa van Zuid-Spanje, Midden-Italië en Bulgarije tot Schotland en Midden-Scandinavië (in Finland tot boven de poolcirkel). Via Klein-Azië en Armenië naar het oosten; daar is het grensverloop nog niet duidelijk. In Noord-Azië komt de soort A.vulpina voor (Grote, 1983) die pas kort geleden van A.leporina werd afgescheiden. Hoe de oostgrens van leporina en de westgrens van vulpina verlopen en of de arealen elkaar overlappen is nog niet duidelijk (Mikkola, Lafontaine & Kononenko, 1991).
Het schaapje (Acronicta leporina) en het bont schaapje (Acronicta aceris) danken hun Nederlandse naam aan het harige, wollige uiterlijk van de rups, dat wel wat doet denken aan een schaap. Bij het schaapje (vroeger ook wel wit schaapje genoemd) zijn de haren van de rups wit, bij het bont schaapje zijn de haren bont (geel, oranje, rood) gekleurd.
Meer over Nederlandse namen
Acronicta: akronux is het vallen van de avond. Waarschijnlijk heeft deze naam dezelfde strekking als Noctua, in de nacht. Dit genus heeft immers geen enkele binding met de avondschemering.
leporina: lepus is een haas, leporinus is van of als een haas. De gelijkenis moet worden gezocht in de witte winterjas van een berghaas. Linnaeus onderstreept de witheid en legt verband naar S. lubricipeda. Linnaeus omschrijft de vlinder met laevis, hetgeen glad betekent; dit geldt voor alle soorten die Linnaeus op dezelfde pagina beschrijft, Linnaeus bedoelt: zonder haarpluimen.
Actualiteiten
Ontdek meerBlijf op de hoogte
Ontvang vlindernieuwsWord donateur
Steun De Vlinderstichting
oorsilene-uil
Hadena irregularis
variabele voorjaarsuil
Orthosia incerta
moerasspirea-uil
Athetis pallustris
goudvenstertje
Plusia festucae
bonte grasuil
Cerapteryx graminis
bont schaapje
Acronicta aceris