Algemeen. Komt vooral voor op de zandgronden in het binnenland; wordt ook daarbuiten af en toe waargenomen, vooral in Zeeland. RL: niet bedreigd.
Voorvleugellengte: 15-18 mm. De zwartachtig grijze voorvleugel heeft een uitgebreide asgrijze marmering en een ruw korrelig uiterlijk. Karakteristiek is de tekening in het middenveld die bestaat uit een lichte ringvlek en een gedeeltelijk daarmee versmolten ’tweede ringvlek’; deze laatste is vaak weer verbonden met de lichte niervlek. Sommige exemplaren zijn tamelijk donker van kleur. Andere hebben een rozeachtige gloed, vooral in de franje, maar soms ook op de rest van de voorvleugel.
Tot 40 mm; slank, versmald naar beide uiteinden; lichaam okerkleurig tot lichtgrijs met over de rug een lichtbruine tot witachtige middenstreep, die op segment zeven door een vierkante, zwartachtige vlek wordt onderbroken; witte vlekjes met zwarte rand; onder de spiracula een lichte lengteband; kop lichtgrijs of bruin.
Half februari-half mei in één generatie. De vlinders komen op licht en gaan daarbij vaak op boomstammen of paaltjes in de buurt van de lichtbron zitten; ze kruipen vaak weg onder het laken als daarmee gevangen wordt. De vlinders bezoeken wilgenkatjes en komen ook op smeer.
Rups: april-juli. De rups foerageert ´s nachts en rust overdag meestal op een boomstam. De soort overwintert als pop in een stevige cocon in de grond. De eieren worden afzonderlijk afgezet op een stengel van de waardplant.
Kamperfoelie.
Loofbossen, struwelen en tuinen.
Algemeen. Komt vooral voor op de zandgronden in het binnenland; wordt ook daarbuiten af en toe waargenomen, vooral in Zeeland. RL: niet bedreigd.
Vrij algemeen in het hele land, maar doorgaans waargenomen in lage aantallen.
Van het Iberisch schiereiland naar het noorden tot Noord-Ierland, Midden-Engeland, Denemarken, Zuid-Noorwegen, Zuid- en West-Zweden. Naar het oosten tot Mecklenburg-Voorpommeren, Thüringen, Noord-Beieren, Oostenrijk (Karintië) en de Oekraïne. De populaties uit Noord-Amerika die vroeger bij areola ingedeeld waren, behoren nu tot een zelfstandige soort X. mustapha (Oberthür, 1910).
De enige waardplant van deze uil is kamperfoelie.
Xylocampa: xulon is hout en kampe is een rups. Verwijzend naar het cryptische uiterlijk van deze rups die veel weg heeft van een twijg.
areola: areola is een kleine oppervlakte afgebakend door lijnen, aldus verwijzend naar de donker geringde vlekken.
Blijf op de hoogte
Ontvang vlindernieuwsWord donateur
Steun De Vlinderstichting
eenstipgrasuil
Mythimna unipuncta
duinworteluil
Agrotis ripae
akelei-uil
Lamprotes c-aureum
oostelijke uil
Fabula zollikoferi
bonte worteluil
Agrotis vestigialis
zwart weeskind
Mormo maura