Een trekvlinder uit Zuid-Europa die na dertig jaar afwezigheid in 1995 werd waargenomen; in 2014 opnieuw gezien in Groningen.
Voorvleugellengte: 15-16 mm. De voorvleugel van deze bont getekende uil heeft een lichtbruine grondkleur met opvallende witte aders. De ringvlek, de niervlek en de tapvlek zijn grijsachtig bruin met een zwarte omranding. Tussen de ringvlek en de niervlek ligt een opvallende wigvormige witte vlek die zich ook aan de andere zijde van de ringvlek voortzet. In het zoomveld ligt een smalle witte band en tussen de aders in het middenveld en het zoomveld zijn witte vlekjes aanwezig.
Deze trekvlinder kan worden waargenomen tussen mei en september. De vlinders vliegen overdag en in de schemering; ze bezoeken bloemen en komen soms op licht.
Rups: juni-oktober. De soort is niet in staat om in Nederland te overwinteren.
Absintalsem en ganzenvoet.
Deze trekvlinder kan op verschillende plaatsen worden waargenomen.
Een trekvlinder uit Zuid-Europa die na dertig jaar afwezigheid in 1995 werd waargenomen; in 2014 opnieuw gezien in Groningen.
Zeer zeldzaam. Een trekvlinder die recent niet meer gemeld is.
Noord-Afrika, Zuid-Europa, Klein-Azië via CentraalAzië (zuidelijk tot Kasjmir) en Mongolië tot Noord-China, Korea en Japan; aan de andere kant van de Grote Oceaan in Noord-Amerika. In Europa alleen standvlinder zuidelijk van de Pyreneeën, de Alpen en de Karpaten, noordelijk hiervan als trekvlinder tot Schotland en Zuid-Scandinavië.
De daguilen kunnen overdag vliegend worden aangetroffen.
Tekening en kleur maken deze daguil tot een bonte.
Schinia: skhoinos is hard lopen, een pijl; naar de scherpe sporen aan de voorpoten.
scutosa: scutosus komt van scutum is een schild, naar de vorm van de niervlek. Zie ook H. armigera en peltigera.
Blijf op de hoogte
Ontvang vlindernieuwsWord donateur
Steun De Vlinderstichting
vierkantvlekuil
Xestia xanthographa
variabele w-uil
Lacanobia suasa
bleekschouderuil
Acontia lucida
iepengouduil
Xanthia gilvago
bruine groenuil
Anaplectoides prasina
dubbelpijl-uil
Graphiphora augur