Zeer algemeen. Komt verspreid over het hele land voor. RL: gevoelig.
Voorvleugellengte: 12-16 mm. De voorvleugel is licht of donker rozeachtig bruin met een roodachtig bruine of donkerbruine bandering en bestuiving; het gedeelte tussen de ringvlek en de niervlek is altijd donkerder. Tussen de ringvlek en de binnenrand van de vleugel bevindt zich een kleine zwarte stip. De buitenste dwarslijn is aan de buitenzijde afgezet met een zeer donkere lijn die geleidelijk overgaat in een lichtere zone tot aan de golflijn; vaak zijn in deze zone de aders zwak donker bestoven. Vlinders van de tweede generatie zijn over het algemeen kleiner en donkerder.
De moerasbreedvleugeluil (D. dahlii) heeft een bredere voorvleugel met een sterk gebogen voorrand. De vierkantvlekuil (Xestia xanthographa) is groter, heeft langere vleugels en mist de zwarte stip tussen ringvlek en binnenrand. Zie ook de variabele breedvleugeluil (D. mendica) en de trapeziumuil (Xestia ditrapezium).
variabele breedvleugeluil
Diarsia mendica
NOCTUIDAE: Noctuinae
trapeziumuil
Xestia ditrapezium
NOCTUIDAE: Noctuinae
moerasbreedvleugeluil
Diarsia dahlii
NOCTUIDAE: Noctuinae
vierkantvlekuil
Xestia xanthographa
NOCTUIDAE: Noctuinae
Haarbos (Ochropleura plecta).
N.B.: vergelijk behalve de uiterlijke kenmerken ook de tijd van het jaar waarin de rupsen voorkomen, het habitat en de waardplant(en).
haarbos
Ochropleura plecta
NOCTUIDAE: Noctuinae
Begin mei-eind september in twee generaties; in gunstige jaren een partiële derde generatie tot in oktober. De vlinders komen zowel op licht als op smeer en bezoeken bloemen van onder andere kruiskruid.
Rups: juni-juli en september-april. De rups foerageert ´s nachts en verbergt zich overdag in de strooisellaag; verpopt zich in de grond. De soort overwintert als rups op de grond.
Diverse kruidachtige planten, waaronder paardenbloem, zuring, weegbree en vingerhoedskruid.
Vochtige bossen, natte weilanden en moerasachtige plaatsen; soms ook tuinen.
Zeer algemeen. Komt verspreid over het hele land voor. RL: gevoelig.
Vrij algemeen in het hele land. Lokaal in hoge aantallen.
Noord-, Midden- en het noorden van Zuid-Europa. Naar het noorden tot Shetland en Scandinavië tot boven de poolcirkel. Naar het zuiden Noord-Spanje, Noord-Italië, Kroatië en Bulgarije. In Azië gemeld uit Rusland (naar het oosten tot Kamtsjatka maar niet in het Amoer/Oessoeri-gebied) en uit Midden-Azië maar daar is de scheiding met D. florida nog niet duidelijk.
De vlinders van het Genus Diarsia hebben brede voorvleugels. In rust valt dat niet zo sterk op omdat beide vleugels ver over elkaar heen gevouwen worden.
Diarsia rubi is in ons land een gewone vlinder die verspreid over het hele land voorkomt.
Diarsia: diarsis is een opstanding. De betekenis daarvan is niet duidelijk. Hübner geeft geen uitleg. Er zou een verband mogelijk zijn met een haarpluimpje op het anale deel van het mannetje en dat zou soms rechtop komen te staan.
rubi: rubus is het plantengeslacht braam. Deze soort is zeer polyfaag, maar zit zelden of nooit op braam.
Actualiteiten
Ontdek meerWord donateur
Steun De Vlinderstichting
gevlamde uil
Actinotia polyodon
drietand
Acronicta tridens
donker brandnetelkapje
Abrostola triplasia
bruine essenuil
Lithophane semibrunnea
schijn-piramidevlinder
Amphipyra berbera
zwartvlekwinteruil
Conistra rubiginosa