Algemeen. Komt verspreid over het hele land voor. RL: niet bedreigd.
Voorvleugellengte: 23-39 mm. Kleur, vleugelvorm en vleugeltekening onderscheiden deze soort van vrijwel alle andere Nederlandse pijlstaarten. Het mannetje maakt doorgaans een groene indruk, het vrouwtje is meer oranjeroze getint; kleur en tekening kunnen echter variëren. De twee grote donkere olijfgroene of bruine vlekken midden op de voorvleugel zijn soms zo groot dat ze een band vormen; soms zijn ze sterk gereduceerd tot slechts één kleine vlek.
Tot 60 mm; lichaam groen, fijn geelachtig wit gespikkeld, met op de flanken zeven gele schuine strepen; spiracula wit met rode rand; hoorn op het elfde segment geel en purperachtig rood met blauw uiteinde; het dertiende segment draagt een duidelijk ruw gekorreld, geel schildje met purperachtig bruine tekening; kop driehoekig, groen met witte strepen. Tegen de tijd van verpopping verkleurt de rups naar purperachtig bruin.
De teunisbloempijlstaart (Proserpinus proserpina) is kleiner, meer gedrongen en de achtervleugel is feller gekleurd. De middenband is bij deze soort minder grillig van vorm.
teunisbloempijlstaart
Proserpinus proserpina
SPHINGIDAE: Smerinthinae
Populierenpijlstaart (Laothoe populi), pauwoogpijlstaart (Smerinthus ocellata) en glasvleugelpijlstaart (Hemaris fuciformis).
N.B.: vergelijk behalve de uiterlijke kenmerken ook de tijd van het jaar waarin de rupsen voorkomen, het habitat en de waardplant(en).
pauwoogpijlstaart
Smerinthus ocellata
SPHINGIDAE: Smerinthinae
populierenpijlstaart
Laothoe populi
SPHINGIDAE: Smerinthinae
glasvleugelpijlstaart
Hemaris fuciformis
SPHINGIDAE: Smerinthinae
Half april-eind juli in één generatie. De vlinders zijn overdag soms op boomstammen, op muren of in de kruin van linden te vinden. Ze komen op licht, meestal vroeg in de nacht.
Rups: juli-september. De rupsen worden soms waargenomen wanneer ze omlaag kruipen langs de stam van de waardplant, zoals bijvoorbeeld van stadslinden; soms worden op het trottoir daaronder platgetrapte exemplaren aangetroffen. De soort overwintert als pop in de grond, meestal in de buurt van de waardplant. Een enkele maal zijn poppen gevonden tussen opgehoopt bladmateriaal in de splitsing van takken en in nestkastjes.
Vooral linde; ook berk, iep, els en zoete kers.
Komt vooral in loofbossen, parken en tuinen voor; ook in stedelijke omgeving.
Algemeen. Komt verspreid over het hele land voor. RL: niet bedreigd.
Algemeen in het hele land, maar waargenomen in lage aantallen.
Europa met uitzondering van enige zuidelijke gebieden (zuidhelft van het Iberisch schiereiland, delen van Zuid-Italië, Zuid-Griekenland en de meeste eilanden van de Middellandse Zee; wel op Sicilië). Naar het noorden tot Midden-Engeland en Zuid-Scandinavië. Naar het oosten tot Siberië. Naar het zuiden tot de Kaukasus en de kusten van de Zwarte Zee.
Lindepijlstaart is een oude naam die ook al door Ter Haar in 'Onze Vlinders' wordt gebruikt.
Pijlstaart verwijst naar het staartje of 'pijl' op het laatste segment van de rups.
De linde is een belangrijke waardplant voor deze pijlstaart.
Mimas: Mimas is een van de reuzen die een oorlog begonnen met de goden. Hij werd overwonnen door Hephaestus die hem onder de Vesuvius begroef.
tiliae: Tilia is het plantengeslacht linde, de voornaamste voedselplant van de rups.
Dilina tiliae (Linnaeus, 1758); Smerinthus tiliae (Linnaeus, 1758)
Word donateur
Steun De Vlinderstichting
dennenpijlstaart
Sphinx pinastri
klein avondrood
Deilephila porcellus
wingerdpijlstaart
Hippotion celerio
windepijlstaart
Agrius convolvuli
lindepijlstaart
Mimas tiliae
glasvleugelpijlstaart
Hemaris fuciformis